In het filtraat werd het zoutzuur door titratie met AgNOa, volgens Volhard, bepaald.

'Vervolgens werd de natriumbicarbonaatoplossing met een bekende hoeveelheid AgN03-oplossing en HINÖS behandeld. Het gevormde neerslag van AgCl en Ag2S werd afgefiitreerd. In he, nitraat werd het overgebleven zilvernitraat bepaald, zoodat de totale voor HCI en H2S verbruikte hoeveelheid AgN'O, bekend was. Het filter werd achtereenvolgens met ammonia en salpeterzuur behandeld. Inde salpeterzure oplossing werd, na het verdwijnen van bet zwavelwaterstof, het zilvernitraat bepaald. Deze hoeveelheid is een maat voor de oorspronkelijk geabsorbeerde hoeveelheid H2S. Door berekening is nu het in het NaHOO* geabsorbeerde HCI te vinden. Het in het zilvernitraat gevormde neerslag van Ag23 en Ag, ontstaan door het absorbeeren van het laatste restje H S en de geheele hoeveelheid AsH3, werd eveneens afgefilteerd. Het neerslag werd in salpeterzuur opgelost en de totale hoeveelheid verbruikt AgNiOs titrimetrisch bepaald. In het filtraat werd het arsenicum als magnesiumpyroarsenaat bepaald. Door berekening kon men nu de door AsiH3 verbruikte hoeveelheid zilvernitraat vinden en door deze weer van de totale verbruikte hoeveelheid zilvernitraat af te trekken, is de hoeveelheid H2S weer te berekenen. Tevens werd nog nagegaan, of mogelijk arsenicum aan het gereduceerde zilver gebonden was en dit event. in het toestel van iMarsh bepaald. De uitkomsten wezen er op, dat voornamelijk het zwavelwaterstof door den bewegenden kalkmelktrommel beter werd tegengehouden. Een onderzoek vaneen geheel anderen aard werd verricht in een zwavelzuurfabriek. Hier moesten de gassen, zooals zij den Gay-Lussac-toren verlaten, onderzocht worden op zuurstof, zwaveligzuur, salpeterzuur en totalen zuurgraad. Het zuurstofgehalte van deze gassen, dat, zooals vanzelf spreekt, vrij groot is, werd op de gewone, inde gasanalyse gebruikelijke wijze, met het Orsattoestel bepaald. Voor de andere bepalingen werd weer gebruik gemaakt van het gaspompje volgens Ha h n. Als absorptiebuizen dienden buizen volgens Pettenkofer. Voor het bepalen van den totalen zuurgraad werd natronloog als absorptievloeistof gebruikt, voor het zwaveligen salpeterigzuur een mengsel van jodium en natriumacetaatoplossing met enkele cm3, stijfsel.7) Volgens Rasch i g 8) krijgt men volgens deze methode natriumsulfiet en natriumnitriet in azijnzure oplossing, die niet op elkaar inwerken. Het S02 werd jodometrisch, het NO., alkalimetrisch bepaald. Literatuur. 0 RobertE. S w ai n, Jcurn. Ind. and Eng. Chem. 15, 296 (1923). 2) H. Christianet R. G a u t ie r, Ann. d’Hyg. publ. Ind. et Soc. Nelle, Série 1925. pg. 47. 210. 1926, pg. 141; 261. C. R. Soc. de Biol. t. XOIII, 912 (1925). 3) R. Welde r t. Beihefte zum Ges. Ing. Reihe 2, Heft 2, 1926.

620