liet primair phosphaat en het secundair phosphaat met methyioranje en HCI. Men verkrijgt dan de hoeveelheid van beide phosphaten.

Is a de molaire concentratie van het secundair phosphaat, dan zal de urine geen zuur hebben onttrokken, als de concentratie van het primair phosphaat V7 a is (d.i. de verhouding als in bloed). Alle primaire phosphaat, wat daarboven aanwezig is, kan als maat voor de „ontzurende” functie der urine gelden. Indien men in bloed b.v. bepaalt de H'-conc. en men bepaalt verder het totale CO2-gehalte, dan kan men verder uitrekenen het vrije CO2, het bicarbonaat-ion en het ongedissocieerde bicarbonaat. Eveneens voor de phosphaten en het Ca. *) Als voorbeelden van den invloed der H'-conc. mogen verder worden genoemd: uitvlokking van colloïden, de werking van fermenten (iedere fermentwerking is gekarakteriseerd dooreen optimum bij een bepaalde pru; inde weefselvochten, het spijsverteringskanaal, enz., waar fermenten werken, heerscht deze P/h), invloed op tallooze chemische reacties, op de zuuragglutinatie van bacteriën, op de haemolyse, den physischen toestand van eiwitoplossingen, enz. Bij alle biochemische processen is het noodig, de H'-conc. in aanmerking te nemen. Voor den klinicus is zij evenzeer van belang (de acidosis, alkalitherapie, enz.), als voor den bacterioloog. De bij pathologische toestanden waargenomen afwijkingen van den norm zijn in bloed zeer gering en meest inden zin van een geringe toename der alkaliteit. *) De zaak is hier natuurlijk eenvoudig voorgesteld. Voor hen, die zich er voor interesseeren, zij in dit verband ook gewezen op de fundamenteele onderzoekingen van Lawrence J. Henderson, J. Biol. Chem. 411 (1921); 379(1924), over het bloed als physisch-chemisch systeem. Een praktische conclusie uit deze onderzoekingen is 0.a., dat het bij CO-asphyxiatie gewenscht is, 6—B pCt. CO2 aan de zuurstof toe te voegen. Dit >,H end er s on-H agg ar d-mengsel” gaf werkelijk verrassende resultaten. Zie ook H. Schade. Die physikal. Chemie in der inneren Medizin (1923).

522