Phosphaten kunnen zich met zuur en loog omzetten, eiwitstoffen kunnen zuur binden, enz. Titreert men dus en voegt NaOH of HCI toe, dan verstoort men dit evenwicht en verkrijgt men iets geheel anders. Vandaar dat men onderscheidt tusschen de werkelijke- en titreeraciditeit. Bovendien is het resultaat sterk afhankelijk van den indicator, dien men gebruikt. Voor alle chemische en biologische processen, die van de aciditeit afhangen, is de werkelijke aciditeit, dus de [H’jconcentratie, beslissend, niet de titreeraciditeit. Voorbeeld (ontleend aan Mi c ha e I is):
Oplossing I II 111 n n n jqÖö pnm.Na-phosphaat Prim. Na-phosph. prim. Na-phosph. n n n 100 sec' ” ” 10sec‘ ” ” 100 sec‘ ” ” [H’]—2.lo 8 2.10~8 2.10"*' filtreer- 1 10 10 aciditeit (cm3. N.NaOH per 100 cm3. op phenolphth.) Bij de tryptische vertering nu werken I en II gelijk, omdat zij gelijke [Deconcentratie hebben en niettegenstaande zij een zeer verschillende titreeraciditeit hebben. II en 111 met dezelfde titreeraciditeit hebben een zeer verschillende werking. De [H'Jconcentratie is daarom van overwegend belang voor de physiologie, pathologie, enzymologie, bacteriologie, enz. Wat is een [H*l ion en hoe ontstaat het? Volgens de Bohr’sche atoomtheorie bestaat een waterstofatoom uiteen positieve kem en een negatief geladen electron, dat daar om heen loopt. Een waterstofatoom heeft de neiging, over te gaan ineen waterstofion door het verlies van dit electron; H H- + e (E). Alle mogelijke stoffen, die een waterstofatoom bevatten, kunnen daarom ook H-ionen afsplitsen (b.v. ook suikers, water; het zijn juist deze zwakke zuren en basen, die inde physiologie van belang zijn). Terloops zij opgemerkt, dat men zich ook aldus het ontstaan der valenties voorstelt. De concentratie wordt steeds aangeduid in grammoleculen
516