Los 50 mg. op in 10 cm3, water, voeg toe 1 cm3, ammonia en schud uit met twee maal 15 cm3, chloroform. Filtreer de chloroform, laat 12 uur staan en laat de chloroform verdampen, waarbij witte kristallen van ephedrinehydrochloride (en niet, zooals verwacht kon worden, de vrije base), verschijnen. Deze kristallen moeten, na afwasschen en drogen, smelten tusschen 214° en 220°.

Los ongeveer 200 mg. (nauwkeurig gewogen) ineen sdheitrechter op in 10 cm’, water, voeg toe 5 cm3, ammonia en sdmd uit met achtereenvolgens 25, 20, 15,15, 15,15 cm3, aether, Destilleer den aether af tot op een kleine rest, welke overgebracht wordt ineen gewogen bekerglas. Laat het restant van den aether bij gewone temperatuur verdampen, droog het bekerglas met residu gedurende 12 uur ineen exsiccator en weeg. Het gewicht van het residu moet liggen tusschen 80 en 82,5 pCt. De specifieke rotatie, [*]]®, van dit residu, bepaald ineen oplossing in absoluten alkohol, ligt tusschen —6,0 en —7,5°. (Het is beslist noodzakelijk, hier absoluten alkohol te gebruiken, welke de proef met CuS04 doorstaat). De andere eischen hebben betrekking op het Cl-gelhalte, dat gravimetrisch wordt bepaald, de afwezigheid van S04 en het aschgehalte, dat kleiner dan 0,1 pCt. moet zijn. E. H. VOGELENZANG. Bepaling van cocaïne. E. O. Eaton (J. Assoc. Ofi. Agric. Client. door Analysi, 1927, 650) beveelt voor mengsels van cocaïnehydrochloride en melksuiker de volgende bepalingsmethode aan; Een hoeveelheid van het monster, overeenkomende met ongeveer 200 mg. alkaloïde, opgelost in 20 cm3, koud water en een paar druppels verdund zoutzuur, wordt ineen scheitrechter alkalisch gemaakt ten opzichte van lakmoes, met behulp van versch bereide oplossing van natriumbicarbonaat en daarna 4 maal uitgeschud, telkens met 20 cm3, petroleumaether. De uitschuddingen worden gefiltreerd door een met petroleumaether bevochtigd filter. Het filtraat wordt krachtig geschud met een bekende overmaat 0,02 N. zwavelzuur en dit zuur tezamen met twee hoeveelheden, elk van 10 cm3., water, die gediend hebben, om den petroleumaether uitte wasschen, getitreerd met 0,02 N. alkali, methylrood als indicator. Elke cm3, van het verbruikte zuur komt overeen met 6,79 mg. van het alkaloïdezout. V. I. Het onderzoek van Jalappewortel. Bij de bepaling van het harsgehalte van jalappewortel worden zelden onderling overeenstemmende uitkomsten verkregen. Zooals H. E. Da Ie (Pharm. Journ. 1927, 119, 516) nogmaals vastgestéld heeft, ontstaan deze verschillen door het langer of korter uitwasschen van de hars met warm water, waarbij gedeeltelijk hydrolyse, onder afsplitsing van suiker, plaats vindt. Na verschillende proefnemingen, komt Da 1e tot het volgend voorschrift vaneen waardebepaling, waarbij, ook door verschillende onderzoekers, overeenstemmende cijfers werden verkregen. 10 g. poeder van den wortel wordt volkomen uitgetrokken met heeten alkohol en het extract aangevuild tot 100 cm3.50 cm3, daarvan wordt ineen bekerglas op het waterbad verwarmd, totdat de alkohol verdreven is. Het glas wordt! ineen bad van 65° geplaatst en de rest overgoten met 15 cm3, water van 65°. Het uittreksel wordt afgekoeld en gefiltreerd dooreen filter van 11 cm. Het uitwasschen

392