indien deze oplossing verwarmd wordt na toevoeging vaneen druppel FeCls. In het laatste geval zou het violet worden der oplossing wijzen op codeïne. De oplossing vertoont zonder FeCl. inderdaad een licht violette kleur; de kleuring met FeCls is zeker niet minder. Bij nader onderzoek bleek, dat men bij een betere redactie der reacties en juistere omschrijving der kleuren goede uitkomsten kan verkrijgen. Voor vergelijking der kleuren werd gebruik gemaakt van de tabellen van Ostwald, Radde en Kliencksieck. Waar de laatste de meest gebruikte is, nemen wede daar gebezigde nomenclatuur over. Afhankelijk van de temperatuur was de kleur der oplossing van 10 mg. HGl.Pap. in 1 cm3, zwavelzuur lichter of donkerder violetrood. Verwarming volgens de Alg. Regelen, dus beneden 100°, geeft slechts een zeer lichte violetroode verkleuring. Een minuut op 160° gehouden, geeft de oplossing een veel donkerder violetroode tint. (Na verhitting met 2 cm3, zwavelzuur verdund en ineen 1 cm. breede cuvet bekeken, kwam de kleur met No. 517 Kliencksieck overeen). Toevoeging van, zeer weinig, ferrichloride had nagenoeg geen invloed. Voegt men echter codeïne toe en verwarmt in het waterbad, dan verplaatst zich de kleur naar het blauw. Bij een gehalte van 1 pCt. codeïne was de kleur, volgens de tabel, zuiver violet, om bij een gehalte van 10 pCt. codeïne zuiver blauw te worden. (Als boven verdund en bekeken, was nu de kleur No. 406). De codeïne-kleur bedekte de andere dus geheel. Bij gehalten tusschen 1 pCt. en 10 pCt. komen alle blauwyiolette overgangskleuren voor, welke gelijk van intensiteit, doch verschillerid van tint zijn. De redactie der Pharmacopee zou derhalve moeten luiden: Wanneer de oplossing van 10 mg. Hydrochloras Papavenni in 1 cm3, zwavelzuur verhit wordt tot 160°, dan moet de kleur violetrood zijn. Bij verwarming na toevoeging vaneen druppeltje fcrricliloride, mag de kleur niet violet, blauwviolet of blauw zijn. Opgemerkt zij nog, dat de kleuren vrij bestendig waren, vooral de codeïnekleur, zoodat na 24 uur de kleuren naar het blauw verschoven waren. Bepaling van het zinkgehalte van zinkzouten. De Pharmacopee schrijft voor, dat de oplossing van 574,8 mg.

330