van ziekteverschijnselen bij een voor geen andere proefneming gebruikte cavia van minstens 300 gram en hoogstens 500 gram lichaamsgewicht na inspuiting onder de huid van ©en hoeveelheid van minstens 10 cm3.;
4°. niet meer dan 12 pCt. eiwit bevatten; s°. geen te hoog gehalte aan conserveermiddelen bevatten, met name van phenol niet meer dan 0,5 pCt.; of van trikresol niet meer dan 0,4 pCt. of van ortho-oxychinolinesulfaat niet meer dan 0,1 pCt.; 6°. behalve den aan sommige sera eigen geur, geen anderen reuk bezitten dan dien van het conserveermiddel; 7°. beantwoorden aan de door Ons voor met name te noemen sera te stellen bijzondere eischen omtrent hun gehalte aan bepaalde voor hunne werking specifieke stoffen. Art. 7. Vaccins moeten, voldoen aan de volgende algemeene eischen van deugdelijkheid; I°. helder of gelijkmatig troebel zijn, zonder grovere, bij schudden zich niet tot een gelijkmatige troebeling verdeelende, neerslagen te vertoonen; 2°. voor zoover zij belmoren te bestaan uit gedoode micro-organismen of hunne producten, steriel zijn; 3°. voorzoover zij belmoren te bestaan uit levende micro-organismen, geen andere dan die voor de bewerking van het vaccin nuttige of noodige levende micro-organismen bevatten, in zoover dat althans met de op wetenschappelijke inzichten gegronde hulpmiddelen mogelijk is; 4°. beantwoorden aan de door Ons voor met name te noemen vaccins te stellen bijzondere eischen omtrent hun gehalte aan bepaalde voor hunne werking specifieke stoffen. Art. 8. 1. De bewaring van sera en vaccins inde inrichting, waarin zij zijn bereid, moet geschieden: I°. in donkere, vorstvrije ruimten, waarin een zooveel mogelijk gelijkmatige temperatuur heerscht, niet boven 15° C.; 2°. in flesschen, gesloten met gummistoppen, welke bedekt zijn door om den hals der flesch dichtgebonden perkamentpapier. Op de flesschen, waarin serum bewaard wordt, moeten duidelijk zijn aangegeven : de aard van het serum, soort en nummer van het dier, waarvan het afkomstig is, datum van bereiding en toegevoegd conserveermiddel ; op de flesschen, waariln vaccin bewaard wordt : de qualitatieve en quantitatieve samensteling van het vaccin, toegevoegd conserveermiddel en datum van bereiding en indien het sera betreft, omtrent welke eischen gesteld zijn, bedoeld in artikel ö, onder 7°., of vaccins, omtrent welke eischen gesteld zijn, bedoeld in artikel 7, onder 4°., tevens het gehalte aan de voor hunne werking specifieke stoffen en de datum van de vaststelling van dat gehalte; 3°. in dichtgesmolten glazen ampullen of flesschen, die voldoen aan de eischen, i/n artikel 9, onder 1 en 2 van dit besluit gesteld. 2. De bewaring van sera en vaccins na aflevering door dein-
321