b. als vaccins: stoffen of mengsels van stoffen, bereid uit of met ziekteverwekkende smetstoffen of van deze afkomstige producten, bestemd voor gebruik bij den mensch ter herkenning, voorkoming of genezing van ziekten. Airt. 3.1. De voor de bereiding van sera dienende dieren moeten doorloopend onder toezicht vaneen bevoegd veearts staan en mogen niet lijden aan besmettelijke ziekten of besmettelijke aandoeningen.
2. De voor de bedoelde bereiding bestemde dieren moeten gedurende twee weken ineen quaraintainestal worden geplaatst; zij mogen eerst na afloop van dezen termijn eni nadat gebleken is, dat zij niet 'lijdende zijn aan een besmettelijke ziekte of besmette.ijke aandoening, met andere dieren ineen zelfden stal worden gestald. 3. Voor paarden moet de malleïneproef negatief zijn uitgevallen. 4. De voor de bereiding van sera bestemde dieren mogen voor geen ander doel, welk dan ook, worden gebezigd. 5. Uiteen inde inrichting, waarin de bereiding van 'era plaats vindt, aanwezig register, waarin alle voor de bereiding van sera dienende dieren genummerd zijn opgeteekend, moet blijken: I°. geslacht, signalement en ouderdom van het dier; 2". datum van aanschaffing; 3°. datum van de eerste behandeling met smetstoffen; 4°. ter bereiding van welk serum het[dier wordt of is gebruikt; s°. of het dier met levende of doode stoffen wordt behandeld. Art. 4.1. De dieren, die voor de bereiding van sera of voor daarmede in verband staande doeleinden dienen, mogen slechts verblijven in stallen, die voldoen aan de volgende eischen: I°. zij moeten voldoende ruimte bieden voor de daarin verblijvende dieren; 2°. zij moeien goed verlicht en ventileerbaar zijn; 3°. zij moeten voorzien zijn van voor vloeistoffen ondoorlaatbaren bodem; 4°. de afvoer van mest, urine en andere afvalstoffen moet op deugdelijke wijze kunnen geschieden; s°. de bodem, wanden, schotten, goten, voeder- en; drinkbakken moeten goed kunnen worden gespoeld en zoo noodig ontsmet; 6°. goed drinkwater ein spoelwater moet ruimschoots aanwezig zijn; 7°. de vensteropeningen moeten door muggengaas (11 mazen op 2 cm.) goed afgesloten zijn; B°. fourage mag inde stallen niet anders dan inde voederbakken of in goed gesloten kisten aanwezig zijn; 9°. voor ieder paard, muilezel, ezel, rund of ander groot dier moet een afzonderlijke afdeeling of box aanwezig zijn, zoodanig van andere afdeelingen gescheiden, dat het niet mogelijk is, dat dieren, die met verschillende smetstoffen worden behandeld, met elkaar in aanraking komen; in iedere afdeeling of box moet een voederen drinkbak aanwezig zijn; 10°. kalveren, schapen, geiten en andere kleine dieren mogen
319