Art. 1. Deze wet verstaat onder „Onzen Minister" den Minister, belast met de uitvoering dezer wet. Art. 2.1. Het is sera en vaccins, bestemd voor gebruik bij den mensch, te bereiden zonder sohiriftelijke vergunning van Onzen Minister.
2. Onze Minister kan de vergunning, bedoeld in lid 1 van dit artikel, slechts weigeren in het belang der volksgezondheid. Het besluit tot weigering der vergunning bevat de gronden, waarop het steunt. 3. Een krachtens dit artikel verleende vergunning is steeds herroepbaar; de herroeping geschiedt: uitsluitend in het belalnig van de volksgezondheid bij een besluit van Onzen Minister, welk besluit de gronden, bevat, waarop het steunt. 4. Alvorens te beslissen omtrent een aanvrage tot het verkrijgen van bedoelde vergunning of omtrent herroeping vanl een: verleende vergunning wint Onze Minister het advies in van den Gezondheidsraad. 5. Indien de beslissing van Onzen Minister van het advies afwijkt, wordt zij inde Nederlandsche Staatscourant geplaatst, met het advies van de commissie. Een afwijkende beslissing bevat de gronden, waarop zij steunt. 6. Tegen de beslissing van Onzen Minister staat gedurende 30 dagen na dagteekening daarvan bij Ons beroep open. 7. Wij behouden Ons voor, te bepalen', welke stoffen, voor de toepassing van deze wet als sera en vaccins beschouwd of daarmede gelijk gesteld worden. Art. 3. Wij kunnen ten aanzien van sera en vaccins, bestemd voor gebruik bij den rnensch, bij algemeenen maatregel valn bestuur, gehoord den Gezondheidsraad: I°. regelen stellen voor de bereiding, de deugdelijkheid, de bewaring, het vervoer en de aflevering van en het toezicht op die stoffen; 2°.. den invoer verbieden of slechts voorwaardelijk toestaan. Art. 4. Kosten van onderzoek en toezicht ten behoeve van de naleving van de voorschriften, die Wij krachtens artikel 3 geven, worden gedragen door hen, die dein dat artikell bedoelde stoffen bereiden, afleveren of invoeren, volgens regels, die Wij bij algemeenen maatregel van bestuur geven. Art. 5.1. Op autovaccins is deze wet niet van toepassing. 2. In bijzondere of spoedeischende gevallen kan Onze Minister ontheffing verleenen van eischen, krachtens deze wet gesteld. Art. 6. Met het opsporen van de overtredingen van deze wet zijn, behalve dein het Wetboek van: Strafvordering aangewezen personen, belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, die van de invoerrechten en accijnzen en die van Rijksen gemeentepolitie. Art. 7.1. Dein artikel 6 bedoelde personen zijlu te allen tijde bevoegd, de uitlevering te vorderettii van al hetgeen redelijkerwijs vermoed kan worden, gediend te hebben of bestemd te zijn geweest tot het plegen van eene overtreding vaneen. voorschrift, door Ons
317