bewaren scheidt ze zich af, maar kan dan door zachte ver* warming op lichaamstemperatuur weer worden opgelost. Tevens bleek, dat oplossing 1. het sulfosin Leo volkomen kan vervangen, en zelfs van voordeel is, daar, zooals gezegd, de laatste ook bij verwarming op 90°—100° geen volkomen heldere oplossing geeft.

De resultaten van het onderzoek samenvattende: 1. Zwavel lost tot een aanmerkelijk bedrag in olijfolie op. 2. Moet de werking inderdaad aan de zwavel worden toegeschreven, daar oplossing 1, waarbij uitgegaan werd van Sulfur praec., geen spoor eiwit bevatte. 3. Daar we zeer zeker bij de oplossing van zwavel in olijfolie te maken hebben met een ware oplossing, en niet met een colloïdale oplossing, is de theorie der „Reiztherapie”, volgens welke deze zou worden veroorzaakt door de aanwezigheid van colloïde deeltjes, op zijn minst „fraglich . Daar het zeer zeker van belang is, nauwkeurig de oplosbaarheid van zwavel in verschillende oliën en vetten te bepalen, wat, voor zoover mij bekend is, nog niet is gedaan, wil ik mij voorbehouden, te zijner tijd daarop terug te komen4). Evenals op de kwestie van den aard dezer oplossing. Voorloopig meende ik, dat het van nut kon zijn, om voor hen, die met deze kwestie te maken krijgen, het bovenstaande mede te deelen. 1) Zie daarover o.a. KundSchroeder. Ueber Schwefelbehandlung der Dementia paralytica und anderer metaluetischer Affektionen. Klin. Woch. 1927, bl. 2184. 2) Zie over de colloïde natuur hiervan o.a. Ph. Wkbl. 1907, 1361. 3) Zie Schröder’s Leerboek der Recepteerkunde, bl. 254. Ph. Wkbl. 1905, bl. 610. 4) Prof. Scho o r l was zoo vriendelijk, mij mede te deelen, dat Pelouze (1869) de oplosbaarheid van zwavel in olijfolie en ook in lijnolie bepaalde, C. R. 68, blz. 1179 en 69, blz. 56 en vond ' in lijnolie in olijfolie 15° 0,4 2,3 30° 0,6 4,3 100° 1,2 9,0 alles in 100 deelen. Deze cijfers lijken mij hoog.

313