over den in Duitschland gekweekten Iriswortel, met de woorden: „ hoe wel dattet niet soo wel ende sterck en riect als dat van Italien comt: dat nu ter tijt in Hooch Duytschlant ende ooc elders voor het beste Lisch ghehouden wort/ ende Iris Florentinus, dat is Lisch van Florencen over al geheeten is.” De „slechtigheid” der apothekers wordt dus gedekt door de autoriteit van Dodonaeus, wiens roem als botanicus alleen wordt overtroffen door zijn liefde als geneesheer voor de lijdende menschheid. Merkwaardig komt hierbij de sympathie van den Duitscher, Valerius Cor dus, voor de Venetianen, van den Vlaam Dodonaeus voor Florence aan het licht. Ze deelen hier de gevoelens hunner landgenooten.

Wat de verdere geneesmiddelen betreft, zoo treden de Florentijnen als tusschenhandelaren op- De handel in drogerijen gaat gepaard met den handel in andere stapelproducten; zijn geschiedenis is feitelijk die van den geheelen Florentijnschen handel: toch wijst b.v. het feit, dat onder dein Famagusta op Cyprus gevestigde Florentijnen in het jaar 1300 een „Spetiarius” met den naam Bertozzi Latin i wordt genoemd, er wel op, dat onder de handelsproducten van Florence geneesmiddelen, zij het ook inden uitgebreidsten zin van het woord, een rol spelen, daar men moeilijk kan aannemen, dat Bertozzi ten behoeve van het uit den aard betrekkelijk klein aantal landgenooten een apotheek geopend zal hebben (Dav i d s o h n 11, 422). Met name worden de Florentijnen als handelaren genoemd bij een aantal geneesmiddelen en ineen Fngelsch historisch gedicht van 1436: „The libell of english poheye”, waarin de dichter schrijft: „Venetiaansche en Florentijnsche galleien voeren alle soorten specerijen en geneesmiddelen aan, als scammonium, turbith, rhabarber en senne.” Van groote beteekenis is voor de Florentijnen de verovering van Pisa geweest. Wel waren den Florentijnen voor dier tijd bijzondere gunsten verleend, maar deze waren toch steeds min of meer afhankelijk van de al of niet Florentijnsch-gezindheid der Pisaansche Regeerders. Vanaf den 9den October 1406, toen de Florentijnen, meer door verraad dan door verovering, hun entrée als beheerschers van Pisa deden, breidt de zeehandel van Florence zich meer en meer uit en wordt de verbinding met de nederzettingen aan de Middellandsche Zee, in Engeland en vooral ook in Brugge en Antwerpen, gemakkelijker. De verkoop van Livorno door Genua aan de Florentijnen in 1421 voor 100.000 gouden florijnen gaf Florence een nog fce-

285