toch niet mogen baten. Zijn eigen lijfarts, de reeds genoemde Jioogleeraar aan de Hoogeschool te Pisa, Piero Leoni da Spo 1e to, maakte, door ineen put te springen, een einde aan zijn leven bij het vernemen van den dood van zijn beroemden zieke. , ) ■ jS

De positie van de apothekers werd in hoofdzaak beheerscht door het feit, dat ze handelaren waren; hun maatschappelijk aanzien was minder groot dan dat van de artsen; hun politieke macht in het gilde grooter. De groothandel zoowel als de kleinhandel in geneesmiddelen was hun uitsluitend recht, met uitzondering van het recht der artsen, om voor de eigen zieken geneesmiddelen gereed te maken. Jaarlijks werden de apotheken van apothekers en dokters dooreen door de vier consuls van het gilde aangewezen Sindaco geïnspecteerd. De Sindaoo had het recht, om alle goederen, die het zegel van het gilde niet droegen, en zelfs goederen, die het zegel wel droegen, maar niet aan de voor deze goederen inde gildestatuten scherp omschreven eischen voldeden, in beslag te nemen of te vernietigen. De namen van hen, die zich aan overtreding der wettelijke bepalingen schuldig maakten, werden aangeslagen in bureaux van het gilde, terwijl ze voor korter of langer tijd hun beroep niet mochten uitoefenen. Vastgesteld was, op welke uren op Zon- en Feestdagen de apotheken open moesten zijn. Vol recht als gildebroeder bezat alleen die apotheker, die zijn zaak in eigen huis en voor eigen rekening dreef. De namen van enkele beroemde apotheken zijn voor het nageslacht bewaard gebleven ; de meest bekende was de Farmacia del Moro. De apotheek, waarvan enkele potten inde verzameling Pringsheim tot ons zijn gekomen, bevond zich aan den hoek van de Borgo di San Lorenzo. Haar stichter was Antonio Francesco Grazziani, wiens scheldnaam was ~il Lasco”, de trage, maar die zich een zekere vermaardheid als dichter en novellist verwierf. Sommige kloosters hadden eveneens beroemde apotheken, o.a. dat van Santa Maria Novella, waarvan de potten dooreen kruk gekenmerkt waren en die van het filiaal van het klooster S. Maria della Scala, waarvan de potten als merkteeken een laddertje droegen. In 1300 bedroeg het aantal dokters en chirurgijns in Florence 60, het aantal apothekers 100. Het betjekkelijk klein aantal dokters en apothekers zou de macht en het aanzien van het gilde niet verklaarbaar maken, ware het niet, dat onder het gilde een aantal groepen van

275