rol speelde inde geschiedenis van zijn vaderstad. De inschrijving geschiedde als: „Dante daldighieri degli aldighieri poeta fiorentina”, dus als dichter en niet als beoefenaar van eender beroepen, die onder het gilde vielen, tenzij daar, zonder aparte vermelding, ook de dichters toe behoorden. Wisseling van machtsverhoudingen bracht Dante ballingschap; het genie van den balling schonk het leven aan het meest dichterlijke schotschrift, dat ooit dooreen menschelijken geest is voortgebracht, de „Divina Commedia”. Wat Welf is, brandt inde hel; de ondankbare leerling laat zelfs uit dien hoofde zijn leermeester Brunette Latini de eeuwige ellende ondervinden; wat Ghibellijn is, geniet de heerlijkheden van den hemel De beteekenis, die Dante als lid van het Artsen- en Apothekersgilde of zelfs als vertegenwoordiger van het gilde in het stadsbestuur heeft gehad tusschen 1296 en 1302, het jaar zijner veroordeeling en verbanning, is niet overgroot geweest; het is dan ook uitsluitend als een eeresaluut aan den dichter, wiens naam eenmaal aan het gilde was verbonden, dat de Handels- en Nijverheidskamer van Florence in 1922 bij gelegenheid van den zeshonderdsten herdenkingsdag van Dante’s overlijden de Statuti deU’Arte dei Medici e Speziali uitgaf.

De oudste in het Latijn opgestelde gildebrief is van 1314, maar, zooals we reeds zagen, is het gilde zelf zeker meer dan 100 jaar ouder. Alle wijzigingen en aanvullingen, voor zoover ze bewaard zijn gebleven, zijn verder in het Italiaansch gesteld. Een algeheele herziening had plaats in 1349. Aan de wijzigingen van 1349 sluiten zich tot 1769 tal van grootere en kleinere veranderingen aan. Een volledig overzicht der verschillende bepalingen zou weinig minder ruimte ieischeni dan de Statuten zelf, die te samen een boekdeel van 675 blz. vormen. In sommige opzichten vindt men den terugslag der verschillende bepalingen in onze moderne medische en pharmaceutische wetgevingen terug; in andere opzichten wijken ze echter niet onbelangrijk van thans bestaande regelingen af. Met een greep hier en daar wil ik voor heden volstaan. Inde statuten van 1415 was bepaald, dat niemand beneden de 15 jaar als leerling mocht worden aangenomen bij iemand, wiens beroep met de verzorging van zieken had te maken. Alleen zij mochten worden aangenomen, die volkomen gezond naar geest en lichaam waren.

273