Bij pneumonie en pyaemie, Scheurbuik, malaria en diphterie, Is dit haast altijd vast te stellen. Hoe- zal de chemiker U wel vertellen

Met bilirubin (dit ligt nu vrijwel voor de hand) Is het urobilin zeer van nabij verwant, En dit komt van het „ogeen”’ weer op zijn beurt, Dat met aldehyd zoo aardig rood verkleurt. Maak er een extraatje van met chloroform, Dan (oont het zijn spectrum geheel naar den vorm. Wil ik urobilin ereis zoeken voor de 10l Dan neem ’k wat zink-acetaat met alkohol En met de urine schud ik dit stevig door elkaar. Dat oxydeer ik dan met jood, ’n beetje maar, En ga ten slotte het heele zaakje goed filtreeren, Van ’t resultaat zou je dam haast willen zweren, Dat het niets anders is dan fluorescein En toch is dit nu lekker juist urobilin. Bij trcebeling met eiwit en gangreen Bij cholera (die ziekte is al heel gemeen) Bij carcinoom en T.B.C. Komt indikan inde urine mee. Het werken, om die indikan weer op te sporen, Is iets, waarbij geduld, bedrevenheid behooren. Om te beginnen, zuivert men d’urine eerst heel fijn; Hiervoor gebruikt men den welbekenden loodazijn. Zoo wordt een prachtig filtraat verkregen. Dit stemme U tot verder onderzoek genegen. Zoodat gij met Obermeyers reagens eens gaat probeeren, Om de indoxyl weer uit de vloeistof te extraheeren En wonderschoon is ’t dan als indigo t’ aanschouwen, Wanneer ge ’t aan de chloroform wilt toevertrouwen. Hoe bloed inde urine deugdelijk is vast te stellen, Wil ik U ook toch eventjes vertellen. Men doet eenvoudig een kleine dosis van d’urine Bij ijsazijn in benzidine; Ten slotte nog wat peroxyd erbij, heel gauw. En is er bloed, dan wordt het prachtig blauw; Ik hoop, dat niemand het bijster zal betreuren, Als ik niet langer met mijn wijsheid zal gaan geuren, Van wat ik zeggen kan, is de moraal: Beschouw nooit als een wissewasje Wat er alzoo te vinden is in ’t menschelijke plasje. H.

244