dat zij eischer met algemeene stemmen op de voorloopige stoplijst (hieronder nader te verklaren) hebben geplaatst, zulks op grond dat zij zouden geconstateerd hebben, dat hij een flacon „Idozan” (Staalpreparaat) zou verkocht hebben voor / 2,20, niettegenstaande de officieele verkoopsprijs voilgens gedaagden was ƒ 2,50;
4. Aangezien met voorioopige stop lijst door gedaagden het volgende bedoeld wordt. Deze bedoelde commissie zendt op onbepaalde tijden aan alle fabrikanten van en, handelaren in pharmaceulische en chemische producten in Nederland lijsten van natuurlijke of rechtspersonen, aan wie door geadresseerden geen enkel artikel direct of indirect mag verkocht worden op straffe van hooge geldboeten, vastgelegd in overeenkomsten tusschen deze commissie en de betreffende handelaren; 5. Aangezien eischer verder wil opmerken, dat op genoemde flacons „Idozani” geen officieele prijs vermeld staat, waarvoor deze goederen in detailhandel moeten verkocht; worden; 6. Aangezien n.l. de inkoopsprijs voor eischer en andere detaillisten van Idozan is omstreeks f 1,67 per flacon, zoodat een winst van / 0,53 per flacon toch nog bedraagt ruim 30 pCt. en derhalve een zeer behoorlijke, zoo niet zelfs zeer hooge winst is en een dusdanige verkoop allerminst als „onderkruiperij” kan gequalificeerd worden; 7. Aangezien het in „Aangezien 3” bedoelde besluit is genomen en ten uitvoer gelegd, zonder dat eischer ooit is gehoord en zonder dat deze zelfs zich bewust was van het bestaan eener commissie voor Pharmaceutische Handelsbelangen:; 8. Aangezien door bovenomschreven boycot, gepleegd door gedaagden, eischer inderdaad verstoken is van de mogelijkheid, zijn apotheek van de noodige goederen te voorzien, daar op door hem gedane bestellingen bij diverse groothandelaren, hem door deze bericht is, dat zij tot uitvoering der door hem; gedane bestellingen niet mogen overgaan,, op grond, dat eischer’s apotheek opgenomen is in de lijst der door gemelde commissie uitgeslotenen: 9. Aangezien dit in eischer’s geval nog te sterker spreekt, vermits art. 4 der Wet regelende de uitoefening der Artsenijbereidkunst gebiedt, dat in elke apotheek voorhanden moeten zijnde geneesmiddelen welke en zooals die inde Nederlandsche Pharmacopea zijn aangegeven en overtreding van dit artikel met straf bedreigd wordt in art. 31 van gemelde Wet en eischer dus, door de daad van gedaagden, niet alleen belet wordt zijn zaken te drijven, doch zelfs hierdoor een strafbaar feit uitgelokt wordt; 10. Aangezien in verband met alle deze feiten de gewraakte handelingen door gedaagden immers „met algemeene stemmen” (v.g.l. aan/g. 2) gepleegd, bestaande dus o.m. in het door bedreiging met opleggen van boeten uitlokken van anderen dat deze met eischer geen zaken zullen doen, is een handeling dat inbreuk maakt op eischer’s recht om handel te mogen drijven en zelfs op zijn rechtsplicht om het wettelijk voorgeschrevene immer voorhanden te hebben, althans indruischt tegen de goede zeden, althans tegen de zorgvuldigheid welke in het maatschappelijk verkeer betaamt ten
234