geneeskundig doel ten behoeve van vee bereiden, bewerken, verwerken, verkoopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, bezitten of aanwezig hebben, en bij een en ander in acht nemen de bepalingen der wet van 8 Juli 1874, Staatsblad No. 98, tot regeling van de uitoefening der veeartsenijkunst, zooals die wet is gewijzigd.

3. Het verbod, gesteld in artikel 2, eerste lid, B, voor zooveel betreft vervoeren, en in C, is- mede niet van toepassing met betrekking tot de aldaar onder a, c, d, e, f en g bedoelde middelen, op hen, die aantoonen, dat zij deze middelen inde bevonden hoeveelheid tot uitoefening der geneeskunst of voor eigen geneeskundig gebruik behoeven of volgens wettelijk voorschrift in voorraad moeten hebben en langs wettigen weg verkregen hebben, of dat zij deze middelen vervoeren in opdracht vaneen daartoe bevoegde. Art. 7.1. Onze Minister kan het verlof, bedoeld in artikel 6, eerste lid, slechts verleenen: a. voor zuiver wetenschappelijke doeleinden of demonstraties; b. aan hen, die ten genoegen van Onzen Minister aantoonen, dat zij handel in het groot in geneesmiddelen of soortgelijke stoffen drijven en die niet over de toonbank verknopen en geen open winkel houden, tenzij als gevestigd apotheker: c. aan hen, die ten genoegen van Onzen Minister aantoonen, dat zij in het groot geneesmiddelen bereiden; d. aan hen, die ten genoegen van Onzen Minister aantoonen, dat zij dein artikel 2, eerste lid, onder c, d of g bedoelde middelen in bepaald aangewezen en nauwkeurig omschreven localiteiten vervaardigen. 2. Onze Minister stelt bij het verlof de voorwaarden, die hij noodig acht, om naleving van de bepalingen van de Opiumverdragen en van deze wet te verzekeren en misbruiken te voorkomen. 3. Een uit kracht van dit artikel verleend verlof is steeds herroepbaar. 4. De herroeping geschiedt bij een besluit van Onzen Minister, hetwelk de gronden vermeldt, waarop het berust; daarbij kan een termijn worden gesteld, binnen welken de handelaar of de fabrikant zich van zijn vóór de herroeping op wettige wijze verkregen voorraad zal kunnen ontdoen met inachtneming van de voorwaarden, door Onzen Minister te stellen. Art. 8. Met het opsporen1 van de overtredingen van- deze wet zijn, behalve dein artikel 141, 1° en 3° tot en met 6° van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen, belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, die van de invoerrechten en accijnzen en de ambtenaren van rijks- en gemeentepolitie. Art. 9. 1. Dein artikel 8 bedoelde personen hebben te allen •tijde toegang: a. tot de voer- en vaartuigen, waarvan hun bekend is, of waarvan redelijkerwijze door hen kan vermoed worden, dat daarmede ingevoerd of vervoerd worden of dat daarin, daarop of daaraan bewaard worden of aanwezig zijn middelen, bedoeld inde artikelen 2 of 3, eerste lid;

230