f. extract en tinctuur van indischen hennep, g. de verdoovende middelen, door Onzen Minister aan te wijzen, A. in, uit of door te voeren, B. te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkoopen, af
te leveren, te verstrekken of te vervoeren, C. te bezitten of aanwezig te hebben, D. te vervaardigen. 2. Onze Minister kan bereidingen, bedoeld onder letter e van het eerste lid van dit artikel, aanwijzen, waarop het verbod, in dit artikel gesteld, geheel of ten deele niet van toepassing is. Art. 3.1. Het is verboden: a. cocabladeren, b. indiscben hennep, c. de hars, die uit indischen hennep wordt getrokken, d. de gebruikelijke bereidingen, waaraan deze hars ten grondslag ligt (zooals hashish, esrar, chiras en djamba), in, uit of door te voeren. 2. Wij behouden Ons voor, bij ailgemeenen maatregel van bestuur ten aanzien van dein het eerste lid bedoelde middelen regelen te stellen, welke Wij noodig achten, om naleving van de bepalingen van de Opiumverdragen en van deze wet te verzekeren en misbruiken fe voorkomen. Art. 4. Het is verboden, eenig op een recept gelijkend geschrift aan te bieden ter verkrijging van eenig middel, in artikel 2 dezer wet bedoeld. Art. 5. Het verbod, gesteld in artikel 2, eerste lid, A, en het verbod, gekield in artikel 3, eerste lid., is niet van toepassing in geval de in-, uit- of doorvoer, al dan niet gepaard gaande met opslag in entrepots of andere douanebergplaatsen, geschiedt met verlof van Onzen Minister en met inachtneming van de door of vanwege Onzen Minister te geven voorschriften. Deze voorschriften kunnen verschillen voor de onderscheiden middelen, in die artikelen bedoeld. De in-, uit- en doorvoer van bereid opium en van bereidingen van bereid opium mag slechts plaats hebben voor wetenschappelijke of politioneele doeleinden. Art. 6. 1. Het verbod, gesteld in artikel 2, eerste lid, 'B, C en D, is niet van. toepassing, voor zoover Onze Minister schriftelijk verlof heeft gegeven tot het verrichten vaneen of meer van de daar bedoelde handelingen. 2. Het verbod, gesteld in artikel 2, eerste lid, B en C, is mede niet van toepassing met betrekking tot de aldaar onder a, c, d, e, f en g bedoelde middelen a. op gevestigde apothekers en apocheekhoudende geneeskundigen, mits zij deze middelen slechts voor geneeskundig doel bereiden, bewerken, verwerken, verkoopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, bezitten of aanwezig hebben, en bij een en ander in acht nemende bepalingen der wet van 1 Juni 1865, Staatsblad Nö. 61, regelende de uitoefening der artsenijbereidkunst, zooals die wet is gewijzigd; b. op gevestigde veeartsen, mits zij deze middelen slechts voor
229