heeft hier dus niet te doen met een colloïdale suspensie, waarvoor trouwens de deeltjes ook te groot zijn.
Ten slotte werd door ons gemaakt een Emulsum Amygdalarum, uitgaande van 25 g. amandelen tot 100 g. emuls. Dit emuls hebben we driemaal verdund en bepaalden hiervan ’t oliegehalte volgens S chmi d—Bondzyn ski (Z.f. Anal. Chemie 1891, pag. 728), daar volgens Ros e—G o 111 ie b geen goede scheiding van de aetherische laag en daardoor te lage uitkomst werd verkregen. Volgens S c h m 1 d—B ondzy n ski vonden we als oliegehalte van het Emulsum Amygdalarum 9,5 pCt. Als grootte van de oliedruppels van het amandelemuls (A„) werd gevonden 4 Bij nephelometrisch onderzoek werd bij vergelijking met A,2 gevonden: Al2 : Ao == 2 : 2,5 Bij bepaling van de doorzichtigheid vonden we: Ao = 1,25 cm. en bij A6 was gevonden 1,3 cm. Daar hier de verhouding van de hoeveelheid olie tot de hoeveelheid emuls ook ongeveer is als 10 : 100, blijkt het amandelemuls dus ongeveer overeen te komen met het emuls, bereid uit amandelolie met de helft van haar gewicht aan gom. Wanneer het amandelemuls verdund wordt 1 : 100, dan scheidt zich bij staan een bezinksel af, en de bovendrijvende laag is veel vlokkiger, waardoor dit emuls te onderscheiden is van olie-emulsa; men heeft hiervoor de meer ingewikkelde reactie met Solutio lodii (Pharm. Journ. van 17 Dec. 1927) niet noodig. Uit ’t voorgaande meenden wij te mogen besluiten, dat voor ’t bereiden van wonderolie-emulsa en andere emulsa, wanneer deze binnen korten tijd gebruikt worden, de helft van het gewicht aan gom noodzakelijk is, mits de verdunning niet verder gaat dan 1 : 10. Wil men echter Emulsa afleveren, welke langeren tijd bewaard moeten worden, dan moet men bij gebruik van E3 van de hoeveelheid olie aan gom een meer geconcentreerd emuls maken, zooals bij Emulsum Olei lecoris Aselli compositum is aangegeven. Bij verdunde olie-emulsa moet men evenveel gom als olie gebruiken.
221