Deze grootheden werden telkens teruggevonden bij op verschillende tijden gemaakte Emulsa, zoodat bij gebruik van eenzelfde olie en eenzelfde gom deze grootheden tamelijk constant zijn. (Van AJ2 bleken de oliedruppels echter veel ongelijkmatiger van grootte te zijn dan van Rl2).
De troebelheid der Emulsa werd gemeten door middel van den nephelorneter en de doorzichtigheid. Voor de nephelometrische bepalingen en de bepalingen van de doorzichtigheid werden de Emulsa verdund 1 ; 100, zoodat we dus kregen oliesuspensies 1 : 1000. Bij nephelometrisch onderzoek werden bij onderlinge vergelijking de volgende waarden gevonden: Aiz : As 2 : 2,5 Ai2 : Ai 2 : 2,8 Al2 : As 2 : 3,0 Ri* : R. = 2 : 2,3 Rl2 : Ri = 2 : 3,2 Rl2 : Rb 2 : 4,6 Al2 : Rl2 2,9 : 2 As : R, = 2,5 : 2 Ai : Ri = 2,1 : 2 As : Rs = 1,7 : 2 Deze van de eigenschappen der colloïdale suspensies, afwijkende eigenschap wordt (bevestigd door hetgeen bij de bepaling van de doorzichtigheid werd waargenomen. De doorzichtigheid werd als volgt bepaald: het verdunde emuls werd gebracht ineen conisch toeloopende cuvet van glas, waarachter een in centimeters verdeeld stuk papier, waarop met O. 1.-inkt met duidelijke zwarte strepen de verdeeling was aangebracht. Inde cuvet werden achtereenvolgens de verdunde emulsa (I : 1000) gebracht en werd bepaald, bij welke dikte der laag men nog juist de strepen kon zien: Ais 1,07 cm. Rl2 1,05 cm. As 1,3 om. Rs 1,37 cm. Ai 1,48 cm. Ri 1,8 cm. As 1,82 cm. Rs 2,5 cm. Hieruit blijkt, dat bij gelijk volumen olie bij deze emulsa de doorzichtigheid geringer wordt, naarmate de oliedruppels kleiner zijn; dit in tegenstelling met colloïdale suspensies, waarbij de doorzichtigheid bij gelijk volumen van de gesuspendeerde stof met toename van het aantal deeltjes grooter wordt. Men
220