het verkoopen van die middelen schadelijk werkt voor de volksgezondheid, doch grif toegeven, dat iedere apotheker die middelen ook verkoopt, en mag verkoopen.

De apothekers kunnen zeker den Inspecteur van de Volksgezondheid niet dankbaar zijn, die hen voor eender kantongerechten niet anders kon verdedigen, dan door te zeggen: „Ja, de apothekers zijn wel gedwongen, die artikelen te verkoopen, omdat de drogisten dat ook doen.” Indien men meent, dat het verkoopen vaneen artikel schadelijk is voor de volksgezondheid, dan moet men dat artikel niet verkoopen met het oog op winst. Ik zal hier niet zeggen, hoe men overeen daad moet denken, die het kwade toestaat, omdat uit dat kwade winst behaald kan worden. Doch ter zake. Wij krijgen dus een wetsontwerp, regelende de uitoefening van de artsenijbereidkuinst. Is dat wel noodig? Er is nu een overeenkomst gesloten tusschen de Maatschappij ter bevordering der Pharmacie en de twee Drogistenbonden en den groothandel. Die overeenkomst zal leiden tot het goed afbakenen van de beide vakken; wij mogen althans vertrouwen, dat beide partijen oprecht en eerlijk meenen, dat zij orde wenschten te scheppen] in den chaos. Laat men dat nu even doorwerken, men zal zien, dat, wat de Regeering niet kon, de drie vereen’! gingen wel kunnen. Doch alzoo zal niet gebeuren. De Inspectie van de Volksgezondheid zal zich zeker verzetten tegen een overeenkomst, waarbij niet bepaald is, dat de drogist uitsluitend schoensmeer zal verkoopen ” In het zelfde no. bespreekt de Heer Swier ook de talrijke vervolgingen, ingesteld tegen onbevoegde geneesmiddelverkoopers, wegens het verkoopen van geneesmiddelen in hoeveelheden beneden die, welke op Lijst C zijn aangegeven. Nu ben ik het geheel eens met den Heer Swier, zooals boven reeds is medegedeeld, dat nu voldoende bewezen is, dat we weinig succes vaneen nieuw wetsontwerp hebben te verwachten, tenzij het op andere wijze wordt ontworpen dan tot heden het geval is geweest. Bij elke regeling zullen echter beperkende bepalingen ten opzichte van den verkoop van geneesmiddelen onmisbaar zijn; dit wordt voldoende bewezen, ook door hetgeen de Drogistenbond in eigen boezem doet. Wettelijke bepalingen, door wie ook oorspronkelijk ontworpen, dienen gehandhaafd te worden; hen, die haar handhaven, treft allerminst blaam en wanneer misschien straks aan gediplomeerde of gelicenseerde drogisten zekere rechten worden verleend, dan is het feit, dat zij deze rechten krijgen op grond van het vervullen van zekere voorwaarden, voldoende, om er als belanghebbende cp te staan, dat de wettelijk verkregen rechten worden gehandhaafd. Men 'heeft daarvoor geen motieven te zoeken ; de motieven zijn neergelegd inde toelichtingen, die bij het indiepen van het ontwerp zijn gegeven en die voldoende zwaar hebben gewogen, om het ontwerp tot wet te maken.

1219