nen! Immers, de apotheker is verantwoordelijk voor hetgeen hij aflevert. Indien het hem niet mogelijk is„ om het praeparaat te controleeren, zooals dit bij ovarnon het geval is, moet hij kunnen vertrouwen op den fabrikant en deze moet buitenlop duidelijk aangeven, wat de inhoud is. Niet de patiënt moet dooreen opgeplakt strookje binnen in constateeren, dat er wat anders in is, dan er buitenop is aangegeven- Hoogachtend, J. BACK BR. Berichten. Oppositie tegen Lijst C. Boor het Bestuur van den Algemeenen Nederlandschen Drogistenbond is een brochure uitgegeven, waarvan de conclusie kort en bondig luidt: „Het is een dringende eisch des tijds, dat het hoofd van Lijst C verandering ondergaat, en wel zoodanig, dat de artikelen, die in Lijst C genoemd worden, vrij verkocht kunnen worden, indien zij in mindere hoeveelheid gevraagd worden dan bij doktersrecept voorgeschreven en vrij verkocht kunnen worden in elke hoeveelheid, wanneer zij niet als geneesmiddel gevraagd worden.” Overvragen is dwaasheid en niet eender drie onderteekenaars, de heeren H. San t, voorzitter, Volkert Swier, secretaris, en Brits F. Dreck meier, penningmeester van den Drogistenbond, drie verstandige mannen, zou durven beweren, dat 2 g. Folia Digitalis, of 10 g- Hydrochloras Morphini of een willekeurige hoeveelheid van moderne slaapmiddelen „vrij verkocht zouden mogen worden.” De conclusie is trouwens in flagranten strijd met de „Lijst van Geneesmiddelen en Chemicaliën, welke uitsluitend (door den Groothandel) aan Apothekers en Apotheekhoudende Geneeskundigen mogen worden afgeleverd”, die opgemaakt is na gemeenschappelijk overleg door de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Pharmacie en den Algemeenen Drogistenbond. We schreven: overvragen is dwaasheid, want een wensch als thans door den Drogistenbond wordt uitgesproken, is voor vervulling niet vatbaar. Hij is om het daaruit blijkend gebrek aan inzicht te gemakkelijk te bestrijden; hij lokt tot het opstellen vaneen scherpe weerlegging van geheel de brochure uit. Terecht wijzen de samenstellers der brochure er op, dat de bepaling in Art. 30 der Wet op de uitoefening der Artsenijbereidkunst van 1 Juni 1865 verouderd is, maarde argumenten er tegen worden ontleend aan de discussies inde Tweede Kamer, die ook van 1865 dateeren en wel van die leden, die de zaak heel wat minder modern inzagen dan minister Thorbecke, die de voor haar tijd moderne wet meesterlijk verdedigde. Als vaneen tweede autoriteit, halen de drogisten voor de zooveelste maal Prof. S c h o o r 1 ’s uitspraken in diens in 1908 te Utrecht gehouden inaugurale rede aan. Het door

1216