Het verband tusschen oppervlakte en grootte van de kwikbolletjes is gemakkelijk na te gaan. Een eenvoudig rekensommetje leert, dat het gezamenlijke oppervlak vaneen zelfde hoeveelheid kwik omgekeerd evenredig is aan de lengte van den straal der afzonderlijke kwikboĆ¼etjes. Een kwikbol van 30 g. heeft een diameter van 1,616 cm. en een oppervlak van 8,203 cm2.; verdeden we dezen kwikdrup-Pd in bolletjes met een middellijn van 1 mm,, dan wordt het oppervlak 132,56 cm'. De grootte der middellijnen van de kwikdruppels in volgens verschillende methoden bereide kwikzalf wisselde van kleiner dan 1 mikron tot 80 mikron. De middellijn van dein een zelfde kwikzalf voorkomende bolletjes van 1 tot 30 mikron. De berekening van het oppervlak van het kwik in 100 gram ' an een bepaalde kwikzalf kan benaderd worden, door als uitgangspunt te nemen het oppervlak van het kwik ineen zalf met kwikdruppeltjes vaneen diameter van 1 mikron. Dit oppervlak is 132560 cm2. Voor de berekening deelt men dit getal door het getal, dat aangeeft de middellijn in mikrons van de kwikbollctjes van de zalf, waarvan men het kwik-oppervlak wil uitrekenen, wanneer men te doen heeft met een zalf met 30 pCt. kwik; voor zalven met een ander kwikgehalte, b.v. p. pCt., vermenigvuldigt men dit oppervlak met rk. OU Het is het getal, dat men op deze wijze verkrijgt, dat als de maat voor de werkzaamheid van kwikzalf moet worden aangenomen en niet, zooals inden regel geschiedt, het percentage kwik. In plaats vandoor het bepalen van bet kwikgehalte en het uitmeten der kwikbolletjes, kan men een kwikzalf tot op zekere hoogte naar haar kleur beoordeeien en als een uitnemende maatstaf voor de beoordceling van de kleur Van k\\ ikzalf kan men gebruik maken van de wit-grijs-zwart-schaal van O s t w a 1 d (zie Pharm. Weekblad 1927, blz. 552). Dit laatste wordt gedemonstreerd door de onderstaande afbeelding, die betrekking heeft op kwikzalven, alle met 30 pCt. kwik. en bereid in hoeveelheden van 100 g.
1170