hoeveelheden jodium, de dikwijls waargenomen gunstige werking met jodiumbehandeling bij Basedow-ziekte en de afscheiding van een betrekkelijk eenvoudig samengestelde, zeer actieve, jodiumhoudende stof uit schildklierweefsel door E. C. Kendall en Harington, hebben de groote rol van het jodium in het thyreoideasysteem boven allen twijfel verheven. Er zullen echter een aantal, ten deele vastgewortelde, meeningen omtrent de functie van het jodium gewijzigd en aangevuld moeten worden. Inde eerste plaats de veronderstelling, dat inde thyreoidea slechts één jodiumhoudende stof gevormd wordt. Theoretische overwegingen, zoowel als proefondervindelijke resultaten, leiden tot de veronderstelling, dat de jodiumbinding inde schildklier tot verschillende produkten leiden kan, die onderling zeer in werkzaamheid verschillen.! Dat geldt zoowel voor de normale, alsook in hoofdzaak voor de pathologisch veranderde thyreoidea. Het jodiumgehalte eener schildklier is derhalve geen betrouwbare waardemeter voor de physiologische werkzaamheid. V. I. Het gehalte aan phosphcr van vrouwenmelk en koemelk is bepaald door E. Lenstrup (J. Riolog. Chem. door Pharrn. Journ. 1927, 278). Vrouwenmelk bevat gemiddeld 14,2 mg. phosphorus per 100 cm3, en daarvan 2,6 mg. ineen in zuur onoplosbaren vorm (caseïne) en 11,6 mg. ineen in zuur oplosbaren vorm. Koemelk heeft gemiddeld 95,4 mg. P en daarvan van de 2 groepen onderscheidenlijk 17,1 en 78,3 mg. De phosphorus in organischen vorm blijft het geheele jaar constant. Inden tijd, dat de koeien inde weide loopen, vermindert daarentegen de hoeveelheid anorganisch gebonden phosphorus. H. Melksuiker als verdunniugsmiddel van pepsine heeft, voor zoover ons bekend, inde vaderlandsche receptuur nooit aanleiding tot klachten gegeven. In het D. A. 13. VI is, in afwijking van de vorige uitgave, waarin nog sacoharose werd voorgeschreven, thans ook melksuiker gebezigd, om het geconcentreerde ferment tot de verlangde sterkte te verdunnen. Volgens K. Schu 1 ze (Apoth. Zeit. 1927, 256), werkzaam bij de Hageda (Handelsgesellschaft Deutscher Apotheker), komen thans voortdurend klachten over onvoldoende oplosbaarheid der pepsine. Vooral de Vinum Pepsini en de Tinctura Pepsini (van de Form. Mag. Berol.) zouden met het nieuwe preparaat, dat zoo rijk aan melksuiker is, moeilijk te bereiden zijn. Nu is de Vinum Pepsini van het D. A. B. VI identisch met dien van onze Ed. V, alleen is in het bereidingsvcorsohrift een klein verschil. Wij bereiden de geconcentreerde pepsine-oplossing en filtreeren het onoplosbare (vermoedelijk ten deele uit melksuiker bestaande) af, om later het mengsel van stroop, oranjeschiiltinctuur en wijn toe te voegen. In het D. A. B. VI staat: „De pepsine wordt in het mengsel van glycerine en water opgelost. Daarna worden de overige bestanddeelen toegevoegd; het mengsel wordt na bezinken gefiltreerd'’. Blijkbaar valt men hier over het woord „opgelost”; het oplossen zal zeker moeilijker gaan dan volgens Ed. V, omdat bij die bewerking het zoutzuur niet gebruikt wordt. De Tinctura Pepsini wordt bereid door oplossen van de pepsine in Tinct. Ohinae comp. en de melksui-
1161