0,1 N. bariumhydroxyde gegoten en na sluiting met de caoutchouc stop de flesch geëvacueerd. Vervolgens wordt de zijbuis door de knijpkraan afgesloten en door den sdieitrechter druppelsgewijze zoutzuur inde reageerbuis gebracht. Wanneer geen opbruising meer plaats vindt, wordt de flesch 12 tot 24 uren ter zijde gesteld en daarna (nadat vooraf koolzuurvrije lucht is toegelaten, Ref.), de overmaat bariumhydroxyde met 0,1 N. oxaalzuur teruggetitreerd.
iDb cijfers, die H. als resultaat zijner analyses mededeelt, zijn zeer bevredigend. V. I. Onderzoekingen over protargol en collargol en hunne vervangmiddelen zijn verricht door R. Die t zei en W. Thiessenbusen (Apoth. Zeit. 1927, 161). Zij maken melding van vroegere onderzoekingen (doch vergeten daarbij o.a. die van Ko 11 ho f f Pharm. Weekbl. 1924, 1280) en nemen ten deele de gevolgde methoden over. Hun doel was, na te gaan, in hoeverre de vervangmiddelen met de origineele overeenkomen. Zij bepaalden daartoe vaneen aantal monsters: le. De concentratie van het zilver ion bij verschillende verdunningen. Van de 13 onderzochte monsters proteïne-zilver kwamen er een 2-tal overeen met protargol. Onder de 11 monsters colloïdaal zilver bevonden zich 8 soorten JdollargolbHeyden van verschillenden ouderdom; deze vertoonden onderling geen verschil in zilverionconcentratie, terwijl nog één monster Argentum colloidale gelijke eigenschappen vertoonde. 2e. Aantal en grootte der colloidale deeltjes in verdunde waterige oplossingen. Voor het proteïne-zilver was de verdunning 1 = 40.000; protargol bezit den grootsten dispersiteitsgraad, ofschoon een aantal surrogaten, zoowel wat het aantal als ook de grootte der deeltjes betreft, weinig daarmede verschilt. Bij de oplossingen (1=750.000) van colloïdaal zilver valt weinig verschil tusschen collargol en de surrogaten te constateeren; de verschillende monsters collargol zijn echter onderling nogal afwijkend: 3e. Het bevochtigingsvermogen van oplossingen der beide groepen zilververbindingen bleek geen bruikbaar criterium te zijn. 4e. Het gedrag der zilverpreparaten ten opzichte van zoutzuur van verschillende concentratie. Ook dit onderscheidingsmiddel, dat volgens Oei ze bruikbaar zou zijn, liet, volgens de beide onderzoekers, inden steek. V. I. De technische bereiding van de zilververbindingen in het Deutsche Arzneibnch, Inde Chemiker-Zeitung (1926, 958) beschrijft F. C h emni ti u s de technische bereiding van Nitras argenticus, Argentum colloidale en Argentum protemicum, de 3 zilververbindingen, welke in het D. A. B. (en ook in onze Ed. V) zijn opgenomen. Het artikel leent zich niet voor het maken vaneen: referaat, doch de lezing ervan kan ieder, die inde bereiding dezer zilververbindingen belang stelt, aanbevolen worden. V- E Microcolorimetrie. H. Kleinmann (Binch. Zeifschr. 1926. 179, 276) heeft voor het onderzoek van minimale hoeveelheden vloeistoffen (l cm3, is voldoende) een toestel ontworpen, waarvan de werking berust op het principe van Dubosq (dus inde vloeistof gedompelde glazen staven). Hij gebruikt dit apparaat o.a. voor het bepalen van de totale hoeveelheid stikstof en van1 de reststikstof in bloed (le. 287)
1043