zijn van ontledingsprodukten, temeer, waar een dergelijk produkt reeds vroeger is gevonden. D. N. Chat ter ji (Analyst, 1926, 344) wijst er op, dat bij het zoeken naar datura ineen dergelijk geval steeds getracht moet worden, de reactie van V i t a 1 i uitte voeren* omdat de reeds genoemde mydriatische stof uit lijkdeelen die reactie niet geeft. Hij heeft in 55 gevallen, waarin alkaloïden uit vergane lijkdeelen geïsoleerd werden, de mydriatische proef toegepast; 49 keer met negatief resultaat, 3 maal vielen de proef en de reactie van Vitali positief uit, 2 maal trad mydriasis in, doch bleven de andere reacties uit en 1 keer reageerde de pupil, doch was er geen voldoende materiaal voor verdere reacties. Inde beide gevallen, waarin de chemische reacties niet verkregen werden, leverde de instructie voldoende aanwijzingen, om tot daturavergiftigh.g te eondudeeren. Alleen het ééne, laatst genoemde, geval bleef onopgehelderd. Cha 11 er j i meent te mogen aannemen, dat, wanneer uit in ontbinding verkeerende lijkdeelen een stof geïsoleerd wordt met mydriatische eigenschappen, daarin een sterke aanwijzing op aanwezigheid van atropine gezien mag worden en zeker dan, wanneer er reeds vermoeden op toediening vaneen dusdanig vergift bestaat. V. I. Over de bactericide werking van zoutzuurvrij maagsap zijn onderzoekingen gedaan door W. Löwenberg (Klin. Wochenschr. 1926, 1868). Hij vond, dat normaal maagsap inden regel duidelijk bactericide eigenschappen bezit, onafhankelijk van zijn zoutzuurgehalte. Deze werking kan in neutraal of alkalisch sap onmiddellijk aangetoond worden; zuur maagsap moet eerst geneutraliseerd worden. Wanneer ook in het zure maagsap het zoutzuur de voornaamste bactericide factor is, dan beteekent dit nog niet, dat, bij het ontbreken van zoutzuur, het maagsap ophoudt, bacteriedoodende eigenschappen te bezitten. V. I. Boekaankondiging. Die natiirlichen Pflanzenfamilien nebst ihren Gattungen und wichtigeren Arten insbesondere den Nutzpflanzen, Zweite stark vermehrte und verbesserte Auflage, herausgegeben von A. Engler. Band 3: CMorophyceae (nebst Conjugatae, Heterocontae und Charophytae), redigiert und bearbeitet von H. Printz, mit 366 Figuren im Text. Leipzig, Verlag von Wilhelm Engelmann, 1927. p.p. IV und 463. Pr. geh. Mk. 35, geb. Mk. 41. Een deel zonder vermelding van inde pharmacie gebruikte planten, maar toch een deel, voor den apotheker van buitengewoon groot belang, met het oog op de belangrijke rol, die de groenwieren spelen bij de samenstelling van het plankton en de groote beteekenis, die het plankton heeft voor de beoordeeling van het water. Hieraan en aan de gegevens, die men noodig heeft voor het determineeren van

1030