kunnen besluiten, dat het Hoofdbestuur gemachtigd wordt zich met een schrijven te richten tot het Instituut, geloof ik, dat wij iets zouden doen inde goede richting.

De Voorzitter is het in vele opzichten met den heer van 11 all ie eens, maar is er niet voor, dat er in deze vergadering iets definitiefs wordt uitgesproken. Ik gevoel er wel voor, dat de wenschelijkheid wordt utgesproken overeen samenwerking tussöhen het Instituut en de Maatschappij en dat dit ter kennis wordt gebracht van het Instituut. Rotterdam (de heer Hooftman): Het ligt in Uw bedoeling, dat Rotterdam zijn motie terugneemt? De Voorzitter: Terugneemt met het uitspreken der wensohelijkheid, dat het Hoofdbestuur deze besprekingen ter kennis brengt van het Instituut. Rotterdam (de heer Hooftman) is niet tegen het onderzoek, dat op het oogenblik door het Instituut geschiedt, maar tegen het Massreglen. Wanneer de noodige aandacht geschonken wordt aan de wenschen der Maatschappij, vertrouwt het, dat dit zich inde toekomst niet herhalen zal. Prof. van ftallie protesteert als lid van de Maatschappij tegen de beschuldiging tegen het Instituut van Massreglen. De Voorzitter meent, dat de uitdrukking van Rotterdam niet de bedoeling heeft gehad iets onaangenaams aan het Instituut te zeggen, en gelooft ook niet dat daarvoor reden bestaat. Ik acht de Duitsche methode van Massregeln evenmin gewensoht. Rotterdam (de heer Hooftman)-. Wanneer ik Prof. van Itallie op eenige manier voor het hoofd heb gestooten, bied ik hiervoor wel mijn verontschuldiging aan. Prof. van Itallie accepteert deze verklaring gaarne. Prof. de Graaff juicht den geest van het Instituut in alle opzichten toe. De groote moeilijkheid zit inde zwakte van onze eigen organisatie. Hadden wij een zeer sterke organisatie, dan konden wijde zaak zelf ter hand nemen. Waar dit niet het geval is, geloof ik, dat wij dankbaar moeten zijn, dat wij hier een Instituut hebben, dat het vertrouwen van de apothekers ten volle verdient. (Applaus). Ik geloof, dat wij niet anders kunnen doen dan Prof. van Itallie dankbaar te zijn voor alles wat hij doet. Dte 'Maatschappij zou zich tot Prof. v. Itallie kunnen richten met de vraag, of wijde door ons gewenschte samenwerking inde toekomst, nog eens kunnen bespreken,, dan ben ik overtuigd, dat verder alles naar wensch zal verloopen. De Voorzitter: Vanuit dit licht bezien, geloof ik, dat deze bespreking wel zijn nut heeft gehad en meen ik, dat wij hiermede het debat kunnen sluiten. Dan zijn wij hiermede gekomen tot de Flnantieele aangelegenheden. Noord-Rrabant (de heer Imhoff) heeft enkele opmerkingen op de inrichting van de balans en verlies- en winstrekening van de Maatschappij over 1925 en 1926. Daarin zijn n.l. verwerkt de balansen en winst- en verliesrekening van het Reservekapitaal en van het

994