de zijde van den leider van het Instituut en hebben de krachtige pogingen en het nuttige werk van dat Instituut ten volle geapprecieerd zoodat wij ook met het volste vertrouwen deze uitbreiding gezien hebben. Eenigszins anders staan wij ten opzichte van de distributie. Wij achten het wenschelijk, dat, wanneer men van hooger hand dergeijke dingen gaat doen, men daarnevens vaneen bestaande organisatie gebruik maakt om het zoo goed mogelijk te doen geschieden, ten bate van de apothekers en ten bate van de patiƫnten. Wij moeten in ons land niet steeds zien naar onze oostelijke naburen, waar alles door de overheid wordt vastgesteld en geregeld. De Nederlander verlangt iets anders te zijn dan onderdaan van eene regeering, die alles volgens verordeningen en maatregelen uitvoert en voor hem regelt. Laten wij ook het oog eens richten naar de overzijde der noordzee, waar gebruik wordt gemaakt van de organisaties, die uit de Maatschappij zijn opgekomen, die beter dan ambtenaren en staatsinstellingen weten, wat het beroep eisdht en wat noodig is, om aan practische wenschen gevolg te geven. Waar wij in enkele opzichten niet met Rotterdam mee kunnen gaan, wil ik toch den wensch uitspreken, dat inde toekomst het Instituut gehoor geeft aan den wensch tot samenwerking met onze Maatschappij, bij de uitvoering van die werkzaamheden, welke tot het gebied van den apotheker belmoren. Gouda (de heer Exler); Wanneer het onderzoek in handen is van het Instituut, wie verrichten het dan, apothekers of medici. De Voorzitter: Ik zou denken de persoon, die daarvoor het meest bekwaam is, ongeacht of het een medicus of pharmaceut is. Ik geloof, dat wij een dergelijke vraag buiten dit onderwerp moeten laten. Prof. van Itallie: Het spreekt vanzelf, dat het geschiedt door dengene, die er het meest voor geschikt is. Rotterdam (de heer Zwikker): Ik geloof, dat wij allen dankbaar kunnen zijn voor het werk van het Instituut. Zonder dat ons advies gevraagd is, is echter een deel van onze taak uit onze handen genomen. Dit is een zaak, dunkt mij, die in het vervolg niet meer op die wijze gebeuren moet. Prof. van Itallie meent, dat wij geen vrees behoeven te koesteren, dat het aantal daarvoor in aanmerking komende geneesmiddelen grooter wordt, maar ik vind dan ook, dat het behoorlijk is, dat wanneer wij wenschen hebben, wij die te kennen geven aan het Instituut, of anders, dat het Instituut ons te voren te kennen geeft, welke plannen er bestaan. Ik geloof wel, dat ons de waarborg behoort te worden gegeven, dat niet te veel door anderen op ons gebied ingegaan zal worden. De heer van Itallie: Ik zou dit willen vragen, wanneer wij straks uit elkaar gaan is het resultaat, dat wij wel een discussie hebben gehoord maar niets aan deze zaak zullen doen? Of is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat een vertrouwensman van de Mlaatschappij als tusschenpersoon zou kunnen dienen tusschen het Instituut en de Maatschappij ter verpakking van de groote partijen, die aan de apothekers zullen worden gedistribueerd? Wanneer men hier zou
993