voor de spécialité aangegeven. Er is eenvoudig een lijst opgenomen, waarin verschillende spécialité’s voorkomen, met verwijzing naar een geneesmiddel of voorschrift, dat dit vervangen kan, waarmede wij niet willen zeggen, dat het daarmede volkomen identisch is, maar wel een middel is, dat inde. apotheek wordt bereid en kan dienen ter vervanging van dit handelspraeparaat. Daarom geloof ik, dat wij met dit boekje op den goeden weg zijn.

Prof. de Graaff: Mijnheer de Voorzitter. Wanneer die samenspreking plaats heeft tusschen de Maatschappij van Geneeskunst en U, zou ik U in overweging willen geven ook over het volgende te spreken. Ik geloof niet, dat de fout altijd willens en wetens bij de medici schuilt. U zoudt hun kunnen vragen, of zij tevreden zijn met de kennis, die zij op de universiteit krijgen ten opzichte van geneesmiddelen. Het zou goed zijn, als de Maatschappij van Geneeskunst die zaak onder de oogen zag en zich daar ook eens over uitsprak. Inden laatsten tijd is de pharmacognosie zelfs geen examenvak meer en het zou mij niet verwonderen, als deze niet meer werd gedoceerd. Ik acht het daarom zeer gewensoht een bespreking met de Maatschappij van Geneeskunst te hebben. Ik kan mij levendig voorstellen, dat zij dankbaar zijn voor het spécialité-boekje. IDe Voorzitter: Ik dank U voor Uw opmerking; wij zullen daar zeker de noodige aandacht aan geven. Limburg (de heer van Wersclï): Mijnheer de Voorzitter. Toen wij kennis namen van dit voorstel, speet het ons, dat wij aan dit voorstel niet een ander voorstel konden koppelen, want in Oct. 1926 heeft Limburg het initiatief genomen tot samenwerking op dit gebied. Er is een vergadering geweest met de mijnfondsartsen, waarbij drie punten zijn geformuleerd: le. Samenwerking op ziekenfondsgebied, wat betreft voorschrijven van geneesmiddelen en honorariumregeling. 2e. Samenwerking op het gebied van vestiging. 3e. Het stelling nemen tegen het aanstellen van fondsartsen en het oprichten van eigen apotheken. De tweede vergadering zou plaats vinden op verzoek van de Maatschappij van Geneeskunst en hebben wij die punten ter kennis gebracht van het Hoofdbestuur dier Maatschappij. Wij deelden hun mede, dat het ons aangenaam zou zijn, wanneer er een vergadering belegd werd tusschen hun Dag. Bestuur, het Dag. Bestuur van de Mijnfondsartsen, ons Hoofdbestuur en ons Departementsbestuur. Wij wenschten die zaak te regelen met behoud van bestaande toestanden. Tot heden hebben wij hier echter niets op gehoord. De Voorzitter: Ik geloof niet, dat er stemming over dit voorstel noodig is. Overijsel vereenigt zich met de meening van het Hoofdbestuur. Ook Limburg acht bij het voorschrijven van geneesmiddelen overleg met de Mij. v. Geneeskunst gewensoht. De heer van Itallie vraagt het woord overeen zaak, die hiermede het nauwste verband houdt. Ik zeg dit niet als secretaris van de Maatschappij, ook niet als lid van de Maatschappij, maar in mijn hoedanigheid van Nederlandsoh apotheker. Ik heb een uitknipsel van de N. Rtt. Crt. van 25 Juni 1927, waarin voorkomt een stuk over

986