Van het Departement Noord-Brabant is een amendement ingekomen, om deze cent te doen vervallen. Wordt dit ondersteund?

Noord-Brabant (de heer Imhoif): Mijnheer de Voorzitter. Wij achten het fonds rijk genoeg, zoodat het niet noodzakelijk is, om de bijdrage te verhoogen, en meenen, dat een verhooging der administratiekosten gevonden kon worden inde gewone contributie. 'De heer van Itallie: Laten wij dit mooie fonds zoo sterk mogelijk maken. Op dit moment hebben wij een viertal adsistenten, welke, hoewel zij niet inde termen vallen een uitkeering uit het fonds te genieten, kunnen ondersteund worden. Hun dankbaarheid daarvoor is zeer groot. Ook zijn er weer een paar nieuwe aanvragen om steun, welke gevallen wij natuurlijk eerst weer grondig moeten onderzoeken. Daarom willen wij dit fonds liever intact laten. Ik begrijp het bezwaar van N.-Brabant niet om 1 cent meer te betalen. Daarvoor blijven de bijdragen intact, terwijl de groote administratiekosten beter gedekt worden. Ik zou het jammer vinden aan dit fonds te gaan tornen. De Voorzitter: Het amendement van Noord-Brabant wordt niet ondersteund. Het voorstel is dus aangenomen. De Voorzitter: Door de wijzigingen inde bepalingen van de wet inzake de invaliditeits- en ouderdomspensioen is een leemte ontstaan in het bepaalde in ons reglement omtrent het Toeslagfonds. Daar het niet wel doenlijk is hiervoor een reglementswijziging aan te brengen, wenscht het Hoofdbestuur hieromtrent een verklaring af te leggen. Het is het Hoofdbestuur gebleken, dat in het bepaalde van art. 9 c van het Huishoudelijk Reglement, Hoofdstuk Ha, aan het Toeslagfonds, een leemte bestaat. Er zijn tal van adsistenten, voor wie geen zegels behoeven te worden geplakt, zoodat dezen later ook geen aanspraak kunnen maken op uitkeering van ouderdoms- noch invaliditeitsrente. Voor deze adsistenten wordt echter wel regelnudig aan het Toeslagfonds bijgedragen. Het komt het Hoofdbestuur onbillijk voor, deze adsistenten uitte sluiten van eventueele uitkeeringen, welke zij wel zouden genieten, indien voor hen zegels waren geplakt. Daar het moeilijk bleek, deze leemte ineen goed omschreven artikel te redigeeren, heeft het Hoofdbetuur gemeend, op deze Algemeene Vergadering de verklaring te moeten afleggen, dat inde toekomst de adsitenten, voor wie wel in het Toeslagfonds is gestort, maar voor wie geen zegels zijn geplakt, zullen worden beschouwd als adsistenten, voor wie wel zegels geplakt zijn. Als de vergadering met deze verklaring accoord gaat, is deze bepaling hiermede vastgelegd. Limburg (de heer van Wersch): Ik kan niet begrijpen, dat er adsistenten zijn, waarvoor geen zegels behoeven te worden geplakt. De Voorzitter: Het zal weinig voorkomen, doch als inde eerste betrekking fldOO.— of meer wordt verdiend, behoeven er geen zegels te worden geplakt. Ook is het mogelijk, dat door aanslag in de vermogensbelasting het plakken niet noodig is

977