is niet uit de Wet op te maken en het is bekend, dat bij de behandeling van de Wet inde Tweede Kamer door eenige leden bedenkingen zijn geuit tegen deze vage omschrijving. Wel heeft de regeering, zoo zeiden die leden, inde Memorie van Toelichting aangegeven, welke stoffen zijn bedoeld, maarde bepaling, zooals die daar staat, laat inde toekomst de mogelijkheid open alle mogelijke stoffen onder deze wet te betrekken. 'Op de verklaring van den Minister, dat daarmede niet bedoeld zijn salvarsan, digitalispreparaten, orgaanpraeparaten, enz., waren enkelen gerustgesteld. Anderen echter handhaafden hun bezwaren, een amendement om de bepaling omtrent .andere stoffen" te laten vervallen, werd toen verworpen. Het is ook inde toekomst niet gewenscht, dat vele geneesmiddelen, waarvan er enkele zijn vermeld, onder deze wet zullen worden gebracht, omdat of de bereiding fabriekmatig geschiedt of de controle bijzondere moeilijkheden biedt. Hierbij wordt gedacht aan een gezamenlijk ingestelde controle, die den apotheker ook voor die geneesmiddelen voldoende waarborg van deugdelijkheid biedt. Mijnheer de Voorzitter. Ik heb maar enkele grepen gedaan voor de toelichting, misschien komen bij de bespreking nog meer punten naar voren. (Applaus) , De Voorzitter: Dames en Heeren. Ik wil beginnen met de beide praeadviseurs dank te zeggen voor de wijze, waarop zij datgene wat ons indruk is verschenen, hebben toegelicht. Het Hoofdbestuur heeft gemeend, dat, toen inde wet op de sera en vaccins zou worden vastgelegd, hoe in het vervolg toezicht zou worden gehouden op de bereiding en aflevering van sera en vaccins, het wenschelijk zou zijn hier een bespreking over dit onderwerp te hebben, opdat daaruit zou blijken, dat de Nederlandsche apothekers belangstelling daarvoor hebben. Wordt bij het publiek de meening verkondigd, dat er thans een staatsinstituut komt, dat de bereiding van sera ter hand neemt, dan meent men, dat de apotheker daardoor overbodig is en de aflevering uit de apotheek slechts onnoodige kosten met zich brengt. Prof. de Graaff stelt dan ook de vraag, of door deze omstandigheid de beteekenis van den apotheker verminderd is, waarop terecht zijn antwoord ontkennend is. Dat begrip, dat de apotheker niet een onnoodig tusschenpersoon is, zal duidelijk voor den dag komen bij het nauwkeurig lezen der prae-adviezen. Mfen zal daaruit we(l duidelijk zien, dat men controle en aflevering niet kan centraliseeren en dat men met distributie door niet volkomen bevoegden, nooit kan bereiken hetgeen mogelijk is, wanneer men de medewerking heeft van den geheelen apothekersstand. Door ons moet worden nagegaan welke redenen er, ook in het algemeen belang, bestaan, dat de apotheker ook op dit gebied moet zijn en blijven de distribuant van geneesmiddelen. Ik dank de beide prae-adviseurs zeer voor hetgeen zi] hebben medegedeeld en spreek den wensch uit, dat een vruchtbaar debat hieruit mag voortvloeien.
962