dat voor alle genoemde planten geschikt is. Waar hierdoor zoowel Duitschland dus ook ons land, alsmede Noord-Frankrijk worden uitgesloten, en er ook tegen Italië bezwaren geopperd worden, is het alleen het zuidelijk deel van Frankrijk, dat in aanmerking komt. Aanvaardt men deze conclusie, dan is 'tevens de verklaring gevonden voor eenige namen van planten in het Capitulare, waarmede men tot dusverre geen weg wist, n.I. costum, silum, pisos, muriscos en squilla. Gebracht in het kader vaneen warm, Zuid-Europeesch klimaat, viel het niet moeilijk, deze als bekende planten te determineeren. Van niet minder belang voor de geldigheid van het C. de V. is een brief van A 1 c u i n, waarin deze, die waarschijnlijk in het Noorden vertoefde, den abt van Aniane, een klooster in Zuid-Frankrijk, (arrond. Montpellier) bedankt voor de 'toezending van herbae medicinales13). Men neme hierbij in aanmerking, dat in 975 sprake is van koortsen, waaraan Alcuin leed, en dat in datzelfde jaar Karei (en dus waarschijnlijk ook A I c ui n) in Aken en in het leger in Saksen was. Het is ook in het oog te houden, dat An se g is, de abt van St. Wandrille (Fontanella), in 827 een verzameling samenstelt van verschillende Capitulariën, en niet het C. de villis opneemt; waar diens levensbeschrijver zijn groote belangstelling voor den landbouw roemt, pleit 'dit toch zeker wel tegen de meening van G ar ei s, dat juist An se g is de samensteller van het 70ste hoofdstuk zou zijn. ... i . rr I ll _ . .
Het is wel treffend, dat, neemt men het Zuidelijk gedeelte van Frankrijk als oorsprong en gebied voor het C. aan, men een volledige verklaring en overeenstemming krijgt met den toestand, zoo politiek als maatschappelijk, in dat gewest. Daar regeerde bodewijk, de zoon van Karei den Groote; van hem vertelt zijn biograaf, dat zijn inkomsten zeer gering zijn; alle misstanden, waartegen juist het C. kan waken, vindt men hier. De grooten des rijks hebben zich de inkomsten, die den heer toebehooren. toegeëigend, zoodat deze maatregelen moest nemen om zich zijn bezit te verzekeren. Daar kunnen alle voorwaarden aanwezig geweest zijn, die het C. doet veronderstellen: de vorst, levende (e midden zijner onderdanen, bereikbaar voor een ieder; een klimaat, geschikt voor alle in het 70ste hoofdstuk genoemde planten; de benaming judices, In die streek gebruikelijk voor de ambtenaren des konings; en ten slotte de aanwezigheid inderdaad vaneen koningin, die in het C. steeds na den koning w) Mon. German. Epist. 2, 100, lil'.
897