die öw/ dus Kleinste Beducht ueJinieiidc6) 1 icrrsclicrsorgfalt – beides trilt in Karis Landgüterordnung auf das glanzendste, die Regierungskunst und Herrscherweisheit ihres Urhebers in jeder Zeile deutiich erweisend, zum Vorschein”7) en ook Dahn wijst erop, hoe de vorst „für das geringste der Wirtsohaft Sinn und Auge hatte” 8).

Ernstige bezwaren heeft D o p s ch, dit alles voor goede munt aan te nemen, inden Keizer een almacht te zien, die in staat was, voor een gebied, uitgestrekt als het Frankische Rijk onder zijn bestuur, een verordening uitte vaardigen vaneen omvang en een strekking, als inde meeste commentaren op het C. d. V. wordt aangenomen. Ineen zeer gedocumenteerd betoog gaat hij alle punten één voor één na en laat zich met kritischen blik niet afleiden door schijnbaar in elkaar sluitende redeneering9). Geconstateerd wordt, gelijk ook v. Maurer reeds deedlu), dat het Capitulare slechts betrekking heeft op de goederen des konings, die voor zijn eigen gebruik en dat zijner hofhouding aangewezen zijn, en daar dit niet met alle villae het geval is, vallen er reeds verschillende af. Dopsch kan in het C. de V. niet zien een stuk van zoo uitgebreide strekking als velen daarin zagen; daarvoor mist hij te veel aanwijzingen, die op landbouw betrekking hebben; niets over braakliggen en mesten, niets over het zaad, niets over het koren. Hij verklaart dit, door aan te nemen, dat men niet heeft willen geven een nieuw economisch systeem, maar slechts bepalingen heeft willen maken om ingeslopen misstanden te beperken en te voorkomen. Hoe nu te verklaren, die volledige medewerking, die, leest men den tekst van het Capitulare nauwkeurig, van den keizer is te verwachten. Bijna belachelijk wordt het, alle verplichtingen na te gaan, die zijn beambten zijn opgelegd en waarin hij persoonlijk betrokken wordt. Dopsch somt hiervan een gansche reeks op en besluit: „Ein Ding reiner Unmöglichkeit fiir eineu einzelnen Menschen selbst wenn er nichts andres zu Urn gehabt batte.” Een belangrijk argument voor zijn bezwaren is wel, dat juist in 812, het jaar van afkondiging van dit Capitulare, Karei zijn palts te Aken bijna niet meer verlaat. Het 6) Cursiveering van mij. 7) Gare is, Landgüterordnung. 8) Dahn, Deutsche Geschichte 12, 380. 9) Dopsch, Die Wirtscliaftsentwioklung der Karolingerzeit. 10) v. Maurer, Gesch. der Fronhöfer, 1, 236.

895