gewezen, dat deze echter niet geregeld inden handel te verkrijgen is, zoodat te vreezen is, dat inde praktijk de gekozen methode niet bruikbaar zal blijken en men zal moeten overgaan tot een methode, waarbij, zooals ook onze Ph. bij Tinct. Strophanthi doet, niet het glucoside zelf, maar het aglucon afgeschei-

den en bepaald wordt en daaruit het glucoside berekend. Op zich zelf is dit zeker minder verkieselijk, niet het minst, omdat de methode daardoor omslachtiger wordt en nieuwe foutenbronnen worden ingevoerd. Geëischt wordt 4 pCt. strophanthine en overeenkomstig daarmee 0,4 pCt. inde tinctuur, waarbij onze Ph. 0,5 pCt. verlangt. De gehaltebepaling bij Cantharides wijkt op enkele punten af van die der Ed. V: uitgetrokken wordt, na zuur maken met zoutzuur, met chloroform en aether, terwijl de verdampingsrest daarvan gezuiverd wordt met petrol, aether, waaraan 5 pCt. absol. alkohol is toegevoegd. De rest wordt weer opgelost in chloroform en deze na filtratie bij zachte warmte verdampt. Is het zoo verkregen cantharidine niet goed kristallijn, maar harsachtig en donker gekleurd, dan wordt ze nog weer verder gezuiverd door oplossen in NaOH. neerslaan met zuur en uitschudden met chloroform. Deze laatste zuivering facultatief stellen, lijkt mij een zwak punt. omdat ze daardoor wel veelal achterwege gelaten zal worden. Geëischt wordt minstens 0,7 pCt. (Ph. Ned. Ed. V 0,5—0,6 pCt.). De eenige phvsiologische waardebepaling is, evenals in onze Ph., die van Pol. Digitalis, doch in tegenstelling met deze laatste wordt inde Duitsche Ph. geen voorschrift gegeven voor deze bepaling. Dit wordt niet gedaan, omdat alleen Digitalisblad. dat van staatswege onderzocht, verpakt, geplombeerd en gestemoeld is. gebruikt mag worden. Of het totaal uitschakelen van het particulier initiatief en het geheel tot een punt van staatszorg maken van het onderzoek van de/e grondstof aanbevelenswaard is uit nharmaceutisch oogpunt, meen ik te moeten betwijfelen. Zelfs de sterkte, waarop de bladeren gestandaardiseerd worden, wordt inde Ph. niet aangegeven. Ten slotte een enkel woord over S balsems, n.l. Bals. Copaivae. peruvianum en tolutanum. Bij de eerste wordt zoowel de dunne als de dikvloeibare balsem toegelaten, wat aan de zuiverheid niet ten goede komt. Het onderzoek is weinig uitvoerig; zon ontbreekt de bepaling van zuur- en verzeepingsgetal evenals een reactie on colonhoniunï. terwijl de reaetio op Gurjunbalsem met zwavelzuurhoudend azijnzuur zeker niet de

814