zegswijzen kan men opmaken, dat M ü n c h niet bepaald enthousiast is over het voorschrift van de Pharmacopee. Bij mijn onderzoek leidde mij in ’t algemeen de wensch, om een methode van jodiumbepaling te vinden, die voldoende nauwkeurig en niet te omslachtig is en geen bijzondere reagentia vereischt; uit de resultaten moge blijken, dat het voorschrift van Ed. V aan de eerste dezer drie eischen niet voldoet. De litteratuur over het schildklieronderzoek is een ware mer a boire; te beginnen van 1895 af, het jaar, waarin Baumann het jodium inde schildklier ontdekte, zijn tientallen voorschriften verschenen. Feitelijk kan men de tijdruimte sinds deze vondst van Baumann in twee perioden verdeden. Inde eerste vijftien jaren kwamen de methoden los, waarbij het jodium ten slotte werd verkregen inden vorm van J?, opgelost in chloroform; men bepaalde dit óf wel door titratie met thiosulfaat, óf wel, door de roodkleuring der chloroformlaag te vergelijken met een kleurstandaard. Overigens zijn zoo talrijke variaties voorgesteld inde wijze van verkoling of verbranding van het schildklierpoeder, inde uitvoering der titratie en inde colorimetrische bepaling, dat een korte vermelding al te veel plaats zou vragen. Toch doe ik misschien goed, de door mij gevonden litteratuurplaatsen alle laan te geven, omdat men een volledig overzicht hiervan vergeefs zal zoeken. Tot die eerste groep van bepalingen dan behooren die van Baumann und Roos (l), (2), Howald; (3), O s w a 1 d (4), (5), (6), B o u rce t (7), Ante n (8), Jus t u s (8a), Lo eb (9), Marine and Williams (10), Rig g s (11), Hanz 1 i k (12), enCameron (13). Hierbij sluiten zich aan het voorschrift der Pharmacopee en dat van M ü n ch (14). In het tweede tijdvak werkt men met een geheel andere eindbepaling: men voert het jodium over in jodaat, dat op de gewone manier getitreerd wordt met thiosulfaat na toevoeging van KJ. Dit principe vindt men terug bij Hunter (15), Bernier-Péron (16). (17), Kendall (18), (19), (20), (21), Blum und Grü tzn er (22), (23), For b es (24), Bohn (25), Bllc hh oltz (26), Fab r e et P enau (27), Chol noky (28), K e 1- 1 y and H u s ba n d (29), B o d o (30) en Pickworth (31). Een afwijkende eindbepaling vindt men bij K ra u s s (32), die het jodium colorimetrisch bepaalt als palladiumjoduur en bij von Pellenberg (33), (34), die een zeer verfijnde colorimetrische methode bij zijn talrijke onderzoekingen heeft toegepast.
778