De wetenschappelijk het best onderzochte orgaan-preparaten waren tot voor korten tijd de schildklieren, de hypophyse en de bijnieren, waaruit de werkzame bestanddeelen, wier chemische constitutie thans bekend is, werden afgezonderd. Niet minder belangrijk was daarna de ontdekking van het insuline, het actieve beginsel uit de alvleeschklier. Wanneer men thans de vele nieuwe preparaten ziet, welke uit die organen worden bereid, en de tarijke extracten, subcutane injecties, gedroogde klieren, voor in- en uitwendig gebruik, de revue laat passeeren, de middeltjes, welke tegen kaalhoofdigheid, diabetes, of voor het bereiken van de „slanke lijn" worden aanbevolen, dan zal zoowel de arts als de apotheker niet zonder eenige terughouding deze industrialiseering der organotherapie aanschouwen. Ook hier rust op beiden de verplichting, om de beginselen, waarop deze therapie berust en de toepassing van deze geneesmiddelen en hun nadeelige gevolgen te leeren kennen.
Het toenemend streven, om te specialiseeren, is oorzaak, dat den geneesheer en den apotheker voortdurend meer chemisch en biologisch onderzochte producten worden voorgelegd, gereed gemaakt onder toezicht van hen, die in het bijzonder chemisch of biologisch werk verrichten. Het heeft echter daarnaast ten gevolge, dat hij, die zich van deze producten bedient, niet met de bereidingswijze en eigenschappen dezer producten voldoende bekend is. Ook bij de organopreparaten behooren de geneeskundige en de apotheker deze gezonde basis, waarop de geneesmiddelvoorziening behoort te berusten, niet te verwaarloozen. Door verdeeling van het arbeidsgebied van de beoefenaren der wetenschap in afzonderlijke zónes, door het specialiseeren, is het mogelijk geweest, de bescheiden grenzen van het menschelijk denken en weten te vergrooten, maar wie voor de oplossing van de talrijke levensproblemen komt te staan, zal moeten erkennen, dat niet in specialiseering, maar in universeering der menschelijke kennis de oplossing gevonden moet worden. Zoo ook behoort de kennis onzer geneesmiddelen, hoezeer ook gebaat door het onderzoek van hen, die zich op een bepaald gebied specialiseeren, in zijn geheelen omvang door den apotheker te worden beoefend en moet ook hem met vertrouwen de distributie en controle der organopreparaten worden toevertrouwd. Wanneerwwide grondslagen nagaan, waarop de organotherapie berust, dan zien wij, dat zoowel anatomische als klinische en experimenteele onderzoekingen hebben aangetoond, dat uit sommige oiganen stoffen waren af te scheiden, die een bepaalden invloed op het menschelijk lichaam kunnen uitoefenen. Aan Claudeßernard bebben wij het begrip te danken van de inwendige secretie. Hij wees
697