naamste overweging daartoe te vinden inde iMernorie van Toelichting tot bovengenoemd Wetsontwerp n.1.: „hoe inde tegenwoordige óngecontroleerde bereiding en invoer van sera en vaccins een gevaar schuilt voor de Volksgezondheid.” In hoeverre daarbij den nadruk moet worden gelegd op de bereiding of op den invoer is daaruit niet op te maken. De IMtemorie van Toelichting op het vorige Wetsontwerp (begin 19.25) liet op een gelijkluidende zinsnede volgen: „De ervaring heeft dan ook reeds geleerd, dat de deugdelijkheid en werkzaamheid van sera en vaccins, die hier te lande in het verkeer worden gebracht, nu en dan te wenschen overlaten,” Van die ervaring is weinig algemeen bekend, doch dat een weidelijke regeling tot stand kwam bewijst wel, dat nadeelen bestonden in die mate, dat daarin een gevaar voor de Volksgezondheid moest worden gezien. Trouwens in verschillende landen bestaan reeds wettelijke regelingen voor deze belangrijke groep van geneesmiddelen. Dat sera en vaccins als geneesmiddelen zijn te beschouwen is buiten twijfel en waar de bereiding en aflevering van geneesmiddelen aan apothekers is voorbehouden volgens de Wet op de Uitoefening der Artsenybereidkunst was de bereiding en aflevering van vele sera, voor zoover rechtstreeks aan geneeskundigen of publiek, door anderen dan apothekers, niet in overeenstemming met die wet. Het is een bewijs temeer, hoe door de ontwikkeling van de maatschappelijke verhoudingen ten aanzien van de geneesmiddelenvoorziening, deze ontgroeid is aan de grenzen in genoemde wet gesteld. De apothekers, die in ander opzicht de wanverhouding tusschen maatschappelijke toestanden op ’t gebied der geneesmiddelenvoorziening en de pharmaceutische wet dagelijks voelen, hebben er zich in ’t algemeen weinig aan gestooten, als dit deel der geneesmiddelenvoorziening buiten hen om geschiedde. Dit is verklaarbaar, want de bereiding van sera en vaccins houdt nauw verband met de ontwikkeling van de ziekteleer en met de toepassing bij de ziekenbehandeling, zij eischt bijzondere ervaring en hulpmiddelen, is voor den bereider nauwelijks loonend, zoodat ook het aantal bereiders beperkt is. De vraag, of de medicus dan wel de apotheker de meest aangewezen persoon moet worden geacht tot het bereiden van sera en vaccins, is door de regeling van de nieuwe wet buiten geding gebracht. ledereen zal een vergunning noodig hebben voor de bereiding. Het is dan ook overbodig deze vraag weder in discussie te brengen. Slechts zij de opmerking geoorloofd, dat van samenwerking tusschen den medicus met zijn kennis en inzicht omtrent de ziekteleer en den apotheker met zijn chemische kennis en inzicht ten opzichte van biologische reacties, het beste resultaat is te verwachten. Omtrent de serologie is men nog niet uitgestudeerd en ook op dit gebied zal wel blijken, hoezeer de verschillende natuurwetenschappen samenhangen. Gaat men nu na, op welke stoffen deze wet van toepassing zal Zijn, dan zijn dit allereerst de sera en vaccins voor gebruik bij
630