uitte oefenen op thermometers, enz. Nadat de voorbereidende besprekingen en daaruit voortvloeiende plannen reeds ineen vergevorderd stadium verkeerden, werd de mogelijkheid geschapen, deze controle vanwege het Pharmaco therapeutisch Instituut te doen geschieden. Bij het samenstellen van dit jaarverslag is deze zaak nog niet tot een einde gebracht, zoodat wij tot onzen spijt nog niet nader hierop kunnen ingaan. Sinds ons vorig verslag heeft er inde Nederlandsche Merkenvereeniging eene groote verandering plaats gevonden, doordat er nieuwe Statuten en Reglementen zijn ontworpen en goedgekeurd. Hierbij zal de vereeniging inde toekomst bestaan uit drie groepen van leden, n.l. a. fabrikanten, b. groothandelaren en c. kleinhandelaren. Elk dezer groepen kiest zijn eigen groepsbestuur, welke drie groepsbesturen gezamenlijk het Hoofdbestuur vormen. Hierdoor wordt het mogelijk, dat ieder apotheker tegen een lage contributie lid kan worden van de Merkenvereeniging en dat er inde toekomst slechts beslissingen kunnen werden genomen door de drie groepen te samen, waarbij de stemming zoodanig is geregeld, dat geen enkele groep, al zijn er nog zoo weinig leden van die groep aanwezig, overstemd kan worden door beide andere groepen van belanghebbenden. Het is hier niet de plaats verder over deze reglementen uitte wijden. Wel is het te hopen, dat de nieuwe Vereeniging sneller en ook met meer succes inde toekomst zal werken. Niet dat de Merkenvereeniging stil zit; integendeel. Wij, die van nabij bekend, zijn met alles wat in het afgeloopen jaar geschied is, kunnen verzekeren, dat het aan werkzaamheid van die zijde niet ontbroken heeft. De gebrekkige regeling echter, waardoor nog te veel ontduikingen mogelijk zijn, heeft belet die resultaten te bereiken, welke men in verband met haar optreden had mogen verwachten. Een afwachtende houding is thans de meeste verstandige. Zal de Nederlandsche Merkenvereeniging in hare nieuwe gedaante de hater lijke misstanden en het voortdurende prijsverknoeien met kracht gaan bestrijden, dan kan zij bij voorbaat op den steun onzer Maatschappij rekenen. Overeen ontwerp-wet, regelende de uitoefening der artsenijbereidkunst, kunnen wij niets nieuws vermelden. Wij weten niet in welk stadium dit ontwerp thans verkeert. Weer is er een jaar verloopen sinds wij schreven „En zoo sukkelen wij maar steeds door met de in zoovele opzichten achterlijke wet van 1865” en weer herhalen wij „Hoe lang nog”? Eene zelfde onbevredigende mededeeling moeten wij doen over het ontwerp Ziekenfondswet. Niet, dat ons dit zoo ter harte gaat. Immers zoude, ware dit ontwerp tot wet verheven, feitelijk aan den bestaanden toestand al weinig veranderd worden. Vaneen nieuw ontwerp is niets vernomen. Wel heeft de Minister van Arbeid verklaard, dat bij de invoering der Ziektewet eene aanvullingswet voor de ziekenfondsen zou moeten verschijnen, in verband met enkele artikelen uit de Ziektewet. Bij vroegere gelegenheden is hier reeds

588