werd door het Departement Amsterdam er op gewezen, dat in verband met de buitengewoon groote en uitgebreide administratie van het Toeslagfonds een vergoeding van f 900 a f 1000,— aan het bureau heel sober was. De vergadering ging daarmede accoord en droeg het Hoofdbestuur op, deze zaak onder de oogen te zien en eventueel met een voorstel te komen. Na ampele bespreking kwam het Hoofdbestuur tot de conclusie, dat het niet gewenscht was de meerdere kosten uit de inkomsten van het Toeslagfonds te putten. Beter werd geacht de bijdrage per adsistent(e) per week met 1 cent te verhoogen. Finantieele bezwaren zal een zoo gering bedrag wel bij niemand ontmoeten, terwijl gedachtig aan het „vele kleintjes maken één groot”, deze geringe verhooging een uitkeering van circa f 500,— meer aan het bureau mogelijk zal maken. Het Hoofdbestuur zag dan ook gaarne dit voorstel aangenomen. Tweede Voorstel. Het Hoofdbestuur stelt, overeenkomstig art. 9d Huishoudelijk Reglement, voor, in 1928 aan daarvoor naar zijne meening in aanmerking komende apothekers-adsistenten, eene toelage uitte keeren van tezamen ten hoogste f 1000.—. Toelichting. Deze kan gelijkluidend zijn aan het vorig jaar. Uit het verslag wan het Toeslagfonds blijkt duidelijk, welk een goed werk is verricht door het geven eener toelage aan hulpbehoevende adsistenten. Met vertrouwen beveelt het Hoofdbestuur de aanneming van dit voorstel dan ook bij U aan. Derde Voorstel. Het Hoofdbestuur worde gemachtigd, om wanneer zich daarvoor =een gunstige gelegenheid aanbiedt, na overleg met de finantieele commissie, een huis aan te koopen, waar het Bureau der Mlaatschappij en andere instellingen der Maatschappij en van het Departement Amsterdam kunnen worden ondergebracht. Het daarvoor benoodigde kapitaal wordt verstrekt door credieten uit het Toeslagfonds. Toelichting. Zooals de Maatschappij zich inde laatste jaren ontwikkelt, laat het zich aanzien, dat de thans beschikbare lokaliteiten op den duur niet voldoende zullen zijn om de noodige werkzaamheden aldaar te verrichten. De overeenkomsten met groothandelaren en fabrikanten doen de behoefte gevoelen aan een controlebureau, het toezicht op verpakte en physiologisch onderzochte geneesmiddelen, de administratie van collectieve ziekenfondscontracten, enz. vragen van het bureau meer werk, maar eischen ook meer ruimte. „Gouverner c’est prévoir” en hoewel de thans beschikbare lokalen nog wel voldoende zijn voor de naaste toekomst is het wenschelijk, dat het Hoofdbestuur vrijheid van handelen hebbe, zoodra zich eene voor dit doel geschikte gelegenheid aanbiedt. De Maatschappij beschikt over fondsen, welke eventueel ‘‘e benoodigde gelden kunnen verstrekken en daarom verdient het aan-

531