„Beschrijvinge van de Heeriijckheit van Friesland!” èn te Westermeer èn te Joure een kerk met toren wordt aangegeven:
Inde betrekkelijke tekst wordt Westermeer als een dorp aangeduid (van Joure luidt de omschrijving: „De Joure, een uijtbuerte geweest van Westermeer, ghewassen tot een vleck en ’t fatsoen van eene stadt”); Voorts: dat het stemmen van de volmachten ten Landsdage, dorpsgewijze inde kerken plaats vond en dat volgens de gedrukte stem-cohieren van 1640/1698 het dorp Westermeer in die jaren had 40 schotschietende of stelhoedende plaetsen (het dorp Joure 201; (De stemmingen moesten inde kerken plaats hebben); Aldus geschiedde in 1640 èn te Westermeer èn te Joure; dat blijkens eene, op last der Provinciale Staten van Friesland, in 1849 door Bec khoff uitgegeven gemeentenkaart van Friesland, de dorpsscheiding tusschen Joure en Westermeer nèg voorkomt. (Deze scheiding loopt aldaar even ten Oosten van den weg van Joure naar Lemmer. Voorzoover bekend, is daarin sedert dien geene verandering gebracht). Overwegende, dat, waar uit de voren aangegeven bescheiden van ouden datum blijkt, dat Westermeer destijds was een kerkdorp en deze plaats, blijkens de voren gerelateerde verklaringen van de getuigen Jhr. VegelinvanClaerbergenenFerwerda, thans inde gemeentelijke administratie nóg volledig behandeld wordt als een apart dorp der gemeente Haskerland, als vaststaande moet worden aangenomen, dat Westermeer is „eene plaats” als bedoeld inde Wet van 1 Juni 1865, Stbl. no. 60, regelende de uitoefening der geneeskunst; Overwegende, dat op vorenstaande gronden art. 9, 2e lid van gemelde Wet van toepassing is op den verdachte, terwijl, waar het ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit op geenerlei andere wijze is strafbaar gesteld en derhalve geen strafbaar feit is, verdachte van alle rechtsvervolging te dier zake behoort te worden ontslagen.” (Nieuwsblad voor Friesland.) In hooger beroep diende de zaak voor de rechtbank te Leeuwarden. Het Leeuwardsche Nieuwsblad neemt hierover het volgende op: „De appèl-behandeling dezer zaak wordt, evenals die in eerste instantie, beheerscht door de kwestie, of Westermeer te beschouwen is als een afzonderlijk dorp, of wel tot de vlekke Joure behoort. Het vonnis, waarbij de kantonrechter komt tot ontslag van rechtsvervolging, is gedeeltelijk opgenomen in dit blad van 21 Jan. j.1., en berust voornamelijk op de overweging, dat zoowel historisch als administratief Westermeer, waarbij later Joure is aangebouwd, te beschouwen is als een afzonderlijk kerkdorp, zoodat art. 9 der voornoemde wet, houdende verbod van het afleveren van medicijnen door geneeskundigen in eene plaats, waar een apotheek is gevestigd, hierbii geen toepassing kan erlangen. De Ambtenaar van het O. M. is te bekwamer tijd tegen dit vonnis in hooger beroep gekomen. Als eerste getuige wordt gehoord de heer D. J. Hoekstra,
510