stoffen geen invloed hebben op de koperreductie, heb ik bij mijn proeven steeds waterige glucoseoplossingen gebruikt (ook bij de hierna te behandelen andere methoden). Van de gebruikte gihicosum puriss. pro analyse heb ik eerst het gehalte bepaald op twee manieren: le. volgens Schoor!11), 2e. polarimetrisch;
ik vond resp. 98,2 pCt. en 98,3 pCt. Nu was ik dus in staat, oplossingen te bereiden, die b.v. per cm3, precies 0,1 mg. glucose bevatten; dit is van veel belang; voor zoover ik kon nagaan, heeft geen der onderzoekers, die zich tot nu toe met bloedsuikerbepalingen hebben bezig gehouden, hierop de aandacht gevestigd en het is wel zeker, dat men nooit een z.g. 100 pCt. glucose kan vertrouwen, al wordt deze in kalkstopflesch of ineen exsiccator bewaard (een oudere glucose, die ik onderzocht, bevatte slechts 94 pCt.!). Uitgaande van glucoseoplossingen, waarvan het gehalte dus precies bekend was, ben ik nu begonnen, de micro-methode van MacLeannate werken; de uitkomsten waren inderdaad zeer onbevredigend bij 0,2 mg. glucose trad nog hoegenaamd geen reductie op (men bedenke, dat normaal een bloedsuikergehalte van gemiddeld ± 0,15 pCt. voorkomt). Vergelijkt men de samenstelling der koperproefvochten met elkaar, dan valt het op, dat alleen aan het reagens van Mac Lean geen Seignettezout of wijnsteenzuur is toegevoegd we hebben hier dus geen aan organiscjhe hydroxylgroepen complex gebonden koper; ik wijzigde daarom de samenstelling van het proefvocht en voegde per liter toe 17,5 g. Tartras kalico-natricus, waardoor het veel overeenkomst vertoonde met het reagens van C op pens (Tabel I, no. 2; het is alleen 5 maal zoo sterk en bevat, i. p. v. natriumcarbonaat en bicarbonaat, de kaliumzouten). Inderdaad werd het op deze wijze veranderde reagens veel sterker door de glucose gereduceerd ten einde de bruikbaarheid der methode verder te toetsen, ging ik uit van hoeveelheden glucose, liggende tussöhen 0,05 mg. en 0,5 mg., zorg dragende, dat de totale hoeveelheid vloeistof gedurende de reductie steeds dezelfde was als volgens de eigenlijke bepaling van Mac Le an. Niettegenstaande alle voorzorgen, o.a. wat betreft de constante vlam, werden in acht genomen, is het mij niet gelukt, bevredigende resultaten te verkrijgen de duplo-bepalingon klopten dikwijls absoluut niet en als ze wel klopten, dan gaf 1 % * 3 1!) Chem. Weekbl. 1912. blz. 687.
490