Mijnheer de Hoofd-redacteur, Dezer dagen werd mij van bevriende zijde het Pharmaceutisch Weekblad van 30 April j.l. toegezonden, waarin onder het hoofd: „wat is een homoeopathische apotheek?” een referaat uit de lele graaf met onderschrift van U was opgenomen. Het zij mij vergund U te verzoeken de volgende uiteenzetting in Uw blad op te nemen. In het verslag van de Telegraaf staat vermeld, dat ik zou hebben gezegd, dat homoeopathische middelen niet ineen apotheek, doch ineen fabriek vervaardigd worden, die is echter niet juist, ik heb gezegd dat homoeopathische geneesmiddelen in het algemeen in het groot bereid worden omdat de bereiding ineen apotheek op recept (ex tempore) te tijdroovend zoude zijn en practisch gezegd, inden regel zich niet zou kunnen doen betalen. iHet verslag houdt voorts in, dat door mij zoude zijn aangevoerd bij de verdediging dat homoeopathische geneesmiddelen niet in apotheek thuis behooren. Indien dit door mij gezegd ware, zou dit, gelijk U volkomen terecht opmerkt, een groote dwaasheid zijn. Waar in het arrest van het Gerechtshof te Arnhem gesproken was van oneerlijke concurrentie (overtreding van artikel 328 bis Wetboek van Strafrecht) betoogde ik, dat door de sterke toename van den verkoop van specialités zoowel in zoogenaamde handverkoop als op recept, terwijl practisch geen wettelijke beperking hieraan gesteld wordt, de concurrentie van den drogist tegenover den apotheker steeds sterker naar voren treedt. Dit moge voor de Heeren Apothekers wel hoogst onaangenaam zijn en wellicht als onbillijk door hen worden gevoeld, doch in juridischen zin kan geen bescherming worden gevonden in artikel 328 bis Wetboek van Strafrecht, het ware zeer wenschelijk, dat de wetgever hier regelend optrad teneinde aan ongewenschte toestanden in het algemeen belang een einde te maken, gelijk ik reeds meerdere malen voor den Rechter heb bepleit. U bij voorbaat dankend voor Uwe welwillendheid om het bovenstaande op te nemen, verblijf ik met de meeste hoogachting, Uw dw. Leiden. 10 Mei 1927. W. DE CLERCQ. Berichten. NEDERLANDSCH-INDIë. De uitvoering van de Opiumwet Het volgende schrijven is gericht aan de Beheerders der Apotheken in Indië: „Weltevreden den 25 Maart 1927. KANTOOR van den DIENST DER VOLKSGEZONDHEID. No. 5753. ONDERWERP: Wijziging morphine-ordonnantie. Ik de eer, U mede te deelen, dat op 1 April a.s. eene wijziging
480