van de planten, welke de verschillende soorten houtolie leveren, is bewerkt tezamen met Mme Y v. K h o u vln e. Verder bevat dit deel een proefschrift vanLuc. Choque t t e, getiteld; „Contribution a I’étude du Dirca palustris L., ou Bois de plcmb’’ en een zeer uitvoerige studie van Alexandre Roubies, luidende: „Monographie du Peyotl, Echinocactus Williamsii, Lem.” Het slot wordt gevormd door den herdruk vaneen 3-tal tijdschriftartikelen: „Le chrysanthème insecticide (Pyrèthre). Ses préparations, substitutions et falsifications” van Em. Per rot, van dezelfden met Al. Rouhier; „Le Yocco', nouvelle drogue simple a caféine en van M. Mascré en L. Ragoucy: „Sur les e.xtraits de quinquina de la Pharmacopée frangaise.” V. I. M. Langeron et M. Rondeau duNoyer, Coprclogie Microscopique, Masson & Cie., Editeurs, Paris, 1926. blz. 132, prijs 16 Fr. In 1922 verscheen in het Bulletin des Sciences pharmacologiques (nos. 3—5) van de hand der beide schrijvers een artikel onder denzelfden titel, waaronder thans ook dit boekje het licht ziet. Wij hebben dan hier ook te doen met een meer uitvoerige bewerking van dat tijdschriftartikel. Daardoor is de aard van het werkje reeds gekarakteriseerd. Het is een beknopte handleiding, zonder theoretische beschouwingen, bestemd, om de meest voorkomende normale en abnormale elementen van dierlijken en plantaardigen aard inde faeces terug te vinden. Het grootste gedeelte van den tekst is gewijd aan het onderzoek op elementen van parisitaire herkomst. Een groot aantal afbeeldingen, meestal origineele, waarvan een aantal zeer geslaagd mogen heeten, verduidelijken den tekst. Ofschoon het boekje zich niet kan meten met een standaardwerk als dat van van bedden Hulsebosch, of dat van Schmidt enStrassburger, zal het toch voor hen, die zich met het onderzoek van faeces bezighouden, allicht eenige nieuwe dingen brengen. V. I. Ingezonden. Zalven met Chrysarobine, enz. Geachte Hoofdredacteur: Mag ik een kleine aanvulling geven op de mededeeling van collega M. J. Schud te .over zalven met Chrysarobine? Liever dan Chrysarobine, Scharlachrot, en Pellidol op te lossen in chloroform, verwarm ik deze stoffen met de vaseline, waarin ze oplossen. Men heeft dan het voordeel, niet de chloroform te moeten verdampen, wat niet alleen tijdsbesparing geeft, maar ook maakt, dat er geen gevaar bestaat, geringe hoeveelheden chloroform over het hoofd (den neus) te zien, welke kleine hoeveelheden de huid kunnen prikkelen. Een huidarts deelde mij mede, dat een 3 pCt. Pellidol-vaseline, door smelten bereid, minstens zoo goed werkte als een 10 pCt. zalf, die alleen door mengen was bereid. De Ed. V schrijft toch ook het oplossen zoo noodig onder verwarming in het vetmengsel voor? (Hoogachtend, k N. KEULEMAiNS.

479