azijnzuur op te lossen, ten einde ontleding te voorkomen; reeds na afdampen met verdund zoutzuur praecipiteert het amorf.
Eveneens verkreeg ik neerslagen van het vrije alkaloïde met natriumcarbonaat, natriumphosphaat, kaliumcyanide, natriumboraat en na eenigen tijd ook met kaliumchromaat. Door bijna alle zouten van zwakke zuren wordt de vrije base neergeslagen. De kristallen zijn zuiver rechthoekig, langwerpig, rechtdoovend en fraai negatief dubbelbrekend. 3. Reactie met wijnsteenzuur. Lit.: Behr en s-K 1e y. Zie vorig. pg. 241. De reactie wordt beschreven als te zijn even onbetrouwbaar als kenmerkend. Behrens voegt wijnsteenzuur in overmaat toe; de kristallisatie van het thebaïne-bitartaat (bestaande uit naalden, tot schooven gegroepeerd), blijft vaak uit of geschiedt zeer traag. Veel betrouwbaarder resultaat verkrijgt men, door aan de ééne zijde van den druppel een weinig verdunde natronloog te brengen en aan de andere zijde cenige kristallen wijnsteenzuur; men ziet dan eerst een zone van het vrije alkaloïde, daar buiten de naalden van het bitartraat. Aldus uitgevoerd, zag ik de reactie nimmer mislukken. 4. Reactie met natriumsaiieylaat. Plu g g e. Arch. der Pharm. [3], 25. pag. 793. Referaat Chem. Centralbl. 1887. pag. 242. Natriumsaiieylaat doet ineen oplossing van thebaïnehydrocliloride (1 pCt.) een kristallisatie van recht uitdoovende staven ontstaan; weldra ziet men tevens de kenmerkende kristallen van het vrije alkaloïde zich vormen. Het thebaïnesalicylaat is in geconcentreerde natriumsalicylaatoplossing vrij oplosbaar. 5. Reactie met kaliumjodide en waterslot superoxy de. Lit.: Behr en s-K 1e y. pag. 242. Het perjodide van thebaïne is fraai, echter lastig te verkrijgen. De beste uitvoering bleek mlij de volgende te zijn; De oplossing van het alkaloïdezout wordt met verdund zwavelzuur aangezuurd, daarna met eenige kristalletjes kaliumjodide bedeeld en vermengd met een kleinen druppel 50 pCt. chloralhydraatoplossing. Zeer voorzichtig wordt thans verdund waterstofperoxyde toegevoegd. Het aanvankelijk amorfe neerslag zet zich weldra om in grauwzwarte kristallen, spits van vorm en vaak zaagvormig ingesneden.
473