soort, gewicht en rotatie nagegaan, n.l. voor Oleum Citri. Het onderzochte monster was goed van geur, had een licht-geelgroene kleur, de vereischte oplosbaarheid in 6 vol. spiritus en vertoonde overigens de volgende „constanten”:

s. g. -H 0,863; n2D° 1,476; + 60« Geëischt wordt: 0,853—0,861 1,474—1,476 f 56» tot + 65° Het soortel. gewicht is bepaald met een pipet volgens Mayerh o f e r-S anders, 1899 (Zeits. f. physikal. Chem. 28, 466) van Jena-Gerateglas en een inhoud van ruim 5 cm3., waarmede de 4de decimaal wel met zekerheid te bepalen is. Gevonden werd: t = 16,150 ) 0,8612 t = 20,150 d-|-(ll.) 0,8581 Hieruit volgt voor t=ls d=0,8621, dus s.g. = 0,8627, afgerond 0,863, een temperatuur-modulus 0,00077 en een temperatuur-coëfficiënt (k van Mendelejeff) 0,00089. De rotatie van Oleum Citri is bepaald ineen buis van 20 cm met verwarmingsmantel en gevonden: temp. aD (2 dm.) 9,50 4- 123,0 12.00 4- 122,25 21.00 + 119,6 Hieruit volgt voor de rotatie bij Fdm. buislengte: «* = 4- 59,95—0,15 (t—2o) De temperatuur-modulus van de rotatie is hier dus —0,15°. Deze is voor een gedeelte het gevolg van de uitzetting der olie door temperatuursverhooging en wel naar evenredigheid van de temperatuur'coëfficiënt 0,00089, betrokken op een rotatie van 60°, dus dat is —0,05. Voor het overige deel, dus —O,lO, is deze modulus het gevolg van de eigen verandering der specifieke rotatie onder invloed der temperatuursverandering. In ons geval, waar de olie (1 dm.) van 60° bezit en dus voldoet aan den eisch 56°—65°, zou de uitkomst ook bevredigd hebben, wanneer de rotatie bij 10° was bepaald (61.5°) of bij 30° (58,5°). Maar deze conclusie had niet getrokken kunnen worden inde grensgevallen bij van 20° afwijkende temperaturen, bijv. bij 10° gevonden 57° is schijnbaar goed, inderdaad niet goed. „ 30° „ 57° is schijnbaar fout, inderdaad goed. „ 10° „ 66° is schijnbaar fout, inderdaad goed. „ 30° „ 64° is schijnbaar goed. inderdaad niet goed. Utrecht, Maart 1927. Pharm. Labor. der Universiteit.

453