Ph. W. 1926, pag. 663). Wie garandeert echter, dat de partij, die men ontvangt, niet door zulke middelen gebleekt en zwak riekend gemaakt is, dat geen spoor der werkzame stof meer aanwezig is? Men heeft gepoogd, dooreen colorimetrische methode een inzicht in het gehalte aan vitaminen te verkrijgen (Rosenheim en Drummond, Biochem. J. 19, 753, 1925). Deze methode werd op negen verschillende monsters levertraan getoetst door Dub in, de onderzoeker, die uit het onverzeepbare deel van levertraan de vitaminen in geconcentreerden vorm bereid heeft, welk product thans inden handel is onder den naam van oscodal (zie Ph. W. 1925, 1283). Slechts in vijf gevallen bleek de kleurreactie eenige overeenstemming te geven met de physiologische waardebepaling. (j. Amer. Pharm. Ass. 1926, 43). ‘ Er zal ons derhalve voorloopig niets resten dan over te gaan tot een biologisch onderzoek van dein Nederland inden handel gebrachte levertraan, wil men kunnen instaan voor het geneesmiddel, dat men aflevert. Een methode van onderzoek is beschreven inde 10de uitgave der Amerik. Pharmacopee, berustend op voedingsproeven met jonge witte ratten. Het vitamine-A-gehalte wordt daar uitgedrukt in eenheden, waarbij de eenheid is de minimum-hoeveelheid levertraan, die per dag noodig is, om teweeg gebrachte symptomen van vitaminegebrek te genezen, en een gewichtstoenarne te veroorzaken van 10—20 gram ineen periode van 35 dagen. Dub in (1.c.) vindt deze waardebepaling niet specifiek genoeg, daar het antirachitisch en het antiopbthalmisch vitamine te samen bepaald worden, en het eerste therapeutisch van meer belang is dan het laatste, dat veel meer in allerlei gewone voedingsmiddelen voorkomt. D. prefereert derhalve de methode van Mc Collum c.s.- Steenbock c.s. (J. biol. Chem. 1922, 425), waarbij de maatstaf gevonden wordt inde recalcificatie van de pootbeentjes van jonge witte ratten, die op dieet geleefd hebben. Welke methode men ook aanvaardt, het is duidelijk, dat dit onderzoek zeer bezwaarlijk door ieder apotheker afzonderlijk op kleine schaal verricht kan worden. Het is nog langduriger en bezwaarlijker dan de thans reeds inde Ed. V opgenomen physiologische waardebepalingen. Hier ligt een taak, die onze Maatschappij, liefst zoo spoedig mogelijk, zal dienen te aanvaarden, veel liever dan ze over te laten aan het Rijks-Pharmacotherapeutisch Instituut, daar het principieel verkeerd is, dat een Rijks-Instituut de meest primaire bezigheid van de apothekers overneemt, n.l. de zorg voor goede, betrouwbare geneesmiddelen. Waar onze Maatschappij het initiatief verzuimde, of het althans op papier liet, nam de leider van het Ph. Th. Instituut met loffelijke doortastendheid de leiding. Dit moet op den duur leiden tot vermindering van ons prestige, ons aanzien en de rechtmatigheid onzer aanspraken op de algeheele verzorging der bevolking met geneesmiddelen. Door Du bi n, die, naar het schijnt, voor de industrie werkzaam is, wordt in het aangehaalde artikel sterk de nadruk gelegd op de bezwaren van de levertraan-toediening, d.w.z. van het antirachitische

424