Inde derde tabel geef ik slechts de cijfers, gevonden op de agarplaat en bij de kleine plaat alleen „onverdund”.
Agar. Kleine-plaat. 9.000 3,000 7.000 3,000 6.000 1,000 2,000 6,000 9.000 6,000 4.000 4,000 4.000 5,000 27.000 27,000 30.000 29,000 11.000 11,000 6.000 9,000 35.000 36,000 8.000 7,000 46.000 39,000 55.000 25,000 4.000 6,000 7.000 7,000 5.000 5,000 22.000 17,000 3.000 5,000 20.000 20,000
De kleine-plaaimethode geeft in 71,4 pCt. van deze gevallen minstens 75 pCt. van het aantal kolonies der agarplaat; minder dan 60 pCt. 14 pCt. van de monsters. Tellen we alle cijfers der 3 reeksen te samen, dan blijkt, dat er op de groote plaat 4,375,000 zichtbare kolonies groeiden, en op de kleine plaat 3,982,000. De verhouding der kiemcijfers is dus I : 0,91 ; dit is ruim voldoende. Het resultaat is na 24 uur bekend; om 10 pCt. meer kolonies te tellen, moet men 7 dagen wachten, aangezien na 5 dagen de kolonies dikwijls nog zeer klein zijn. Wanneer er aan de winning der melk iets hapert, gaande gemiddelde bacterie-cijfers met sprongen omhoog, en met één blik door de microscoop ziet men, dat het monster ver boven de 50,000 bacteriën per cm', bevat. Nimmer heb ik het gehad, dat op de kleine plaat weinig of geen kolonies opkwamen, als er volgens de oude methode een groot aantal werden gevonden. Ter toetsing werd v.n.l. vergeleken met de agarplaat, geplaatst bij 22° C. Clarenburg heeft bewezen, dat op deze plaat, mits geplaatst bij 22° C , meer kolonies tot ontwikkeling komen dan op de gelatine-plaat. Eigen proeven bevestigen, dat er zeker niet minder kolonies op groeien, maar dit geldt alleen
422