Bepaling van het iodiumgehalte in schildklieren. F. A. Pi c kworth (Biochem. Journ. door Amlyst, 1926, 92) geeft een kritisch overzicht van de verschillende methoden ter bepaling van het iodiumgehalte in schildklier en beveelt ten slotte de volgende werkwijze aan:
25(J mg. van het droge poeder wordt ineen nikkelen kroes van 150 cm3, inhoud gemengd met 10 cm3, eener 50 pCt. natriumhydroxyde-oplossing. Dfe kroes, welke gesloten wordt met een deksel, waarin zich een centrische opening van 3 mm. doorsnede bevindt, wordt zacht verhit, totdat het water verdampt is, daarna ineen moffeloven geplaatst, op een temperatuur beneden roodgloeihitte, maar toch hoog genoeg, om ineen uur een helder, volkomen gesmolten produkt te geven en eindelijk gedurende V2 tot 1 minuut op de vrije vlam tot zwakke roodgloeihitte gebracht. Na bekoeling wordt 70 cm3, water toegevoegd, de kroes op een verwarmingsplaat gezet en door zacht roeren de massa in oplossing gebracht. 'De vloeistof wordt ineen kolf van 250 cm3, overgebracht, 3 druppels 10 pCt.’s natriumsulfietoplossing toegevoegd, de oplossing zuur gemaakt met 50 pCt. zwavelzuur, afgekoeld en gemengd met 5 cm3, ongeveer 0,1 N. kaliumpermanganaat. Na 3 minuten wordt een suspensie van houtskool toegevoegd en nadat volkomen ontkleuring is ingetreden, de vloeistof gefiltreerd, het filter nagewasschen, aan het filtraat een kristal kaliumiodide toegevoegd en onmiddellijk getitreerd met versch bereide 0,01 N. thiosulfaat. Het aantal cm3. 0,01 N. thiosulfaat XB5 geeft het aantal mg. iodium in 100 g. schildklier, wanneer uitgegaan wordt van 250 mg. poeder. V. I. Boekaankondiging, Maximaal-Doses volgens de vijfde uitgave der Nederlandschc Pharmacopee. Uitgave van D. B. Cent en’s Uitgeversmaatschappij, Amsterdam. Prijs f 0.80, fr. p.p. f0.92. De Firma Centen heeft een goed werk verricht, door deze lijst van maximaaldoses uitte geven, welke in iedere apotheek wel goed zichtbaar mag worden opgehangen. Immers, bij het raadplegen dezer lijst valt het op, hoeveel wijzigingen in die maximaaldoses zijn gekomen. Bij vergelijking met de vierde uitgave der Pharmacopee zal men bemerken, dat ongeveer 70 maximaaldoses gewijzigd zijn of toegevoegd. Inde dagelijksche receptuur zal het dus wel wenschelijk zijn, dat onze adsistenten hierop bedacht zijn, en dan kan zulk een tabel van onberekenbaar nut zijn. iH. Erganzungstaxe zur Deutschen Arznehaxe 1927, bearbeitet und herausgegeben vom Deutschen Apothekerverem Prijs M. 4.75. Hoewel de officieele fDuitsche Arzneitaxe reeds een vrij omvangrijk werk is, blijkt het toch, dat voor de praktijk nog een aanvulling noodig is en daarom heeft de Deutsche Apothekerverein een aanvullingstaxe gegeven voor zijn leden, evenals onze Maatschappij deed met haar Receptentaxe.
364