BIJDRAGE TOT DE MICROCHEMIE VAN NARCEïNE, door M. WAGENAAR. Narceïne CusEEtNOs + 3 aq. = 499.
Narceïne is een uiterst zwakke base, die met drie moleculen kristalwater kristalliseert; smeltpunt 165 ; bij 100" verliest het alkaloïde het kristalwater. Brekingsindices; « en /3 1,57 en 1,61. Oplosbaarheid: Een deel in 1285 dln. koud water; in alkohol zeer slecht oplosbaar; in aether onoplosbaar; in chloroform zeer slecht oplosbaar. Kristalvorm: lange glanzende naalden, tot bundels vereenigd, recht uitdoovend. Narceïne begint bij 220° te sublimeeren. le. Narceïne door sublimatie: Narceïne en narceïnehydrochloride geven bij verhitting een dik amorf sublimaat, dat reeds bij bevochtiging met water of met een oplossing vaneen alkaliacetaat kristallijn wordt; vooral deze laatste methode levert zeer fraai resultaat. De kristallisatie bestaat uit recht uitdoovende lange naalden, tot schooven gegroepeerd. 2e. Narceïne door praecipitatie: Litt. Behrens-K ley. Org. Mikrochem. Analyse, 2e Aufl., pag. 244. Stephenson en Parker. Microchemical Tests f. Alkaloids, pag. 59. Plug ge. Arch. der Pharm. [3] 25. pag. 793. Kerbosch. Pharm. Weekbl. 47. pag. 1072 (1910). De zouten met zwakke zuren hydrolyseeren zeer snel. Behalve met alkaliën, wordt het alkaloïde door tal van zouten uit zoutzure oplossing fraai kristallijn neergeslagen (borax, cyaankalium, natriumacetaat, natriumformiaat, enz.). Bijzonder fraai is de afscheiding met behulp van kaliumnitriet; de bundels zijn haarvormig, recht uitdoovend, negatief dubbelbrekend. Een bekende eigenschap van het kristallijn afgescheiden narceïne is de blauwkleuring met jodium. Onwillekeurig denkt men, wanneer men deze blauwkleuring waarneemt, aan de eigenschap van zetmeel, om eveneens dooi jodium gekleurd te worden. Burgeren Starling noemen ineen publicatie meerdere
354