maal stoeten met de platinanaald de kristallisatie in te leiden. Het stooten heeft men soms een paar maal te herhalen. Op deze wijze gelukt het, de reactie toe te passen op sublimaten, die men verkregen heeft uit santontine of santoninehoudend materiaal.

Heeft men uit het sublimaat met water santoninekristallen doen ontstaan, dan kan men op deze de reactie met joodwaterstofzuur toepassen, door daaraan een indrogen door zachte warmte te laten voorafgaan. Zooals ik reeds zei, moet men een teveel aan water en aan, joodwaterstofzuur vermijden. Daarom slaagt de reactie op sublimaten het mooist, wanneer deze, zonder dat de gesublimeerde santonine eerst ineen kristallijnen vorm wordt overgebracht, met zoo weinig mogelijk joodwaterstofzuur bevochtigd wordt en wel met zooveel als aan een platinanaald blijft hangen, waarvan men de punt even in het zuur dompelt. Wanneer door het bevochtigen van het sublimaat nog geen dichroitische rechthoeken en prisma’s ontstaan, stoot men een paar maal met de platinanaald. Herapathiet. Het feit, dat voor de reactie op chinine, die Herapath in 1852 vond en waarbij herapathiet ontstaat, zooveel voorschriften gegeven zijn, bewijst wel, dat het niet altijd even gemakkelijk is, haar te doen slagen. Dit is zeker, dat daarvoor in het bijzonder geldt, dat een overbelasten met reagentia uit den booze is. Daarom hoopte ik, door soberder te werken, tot resultaten te komen, die het publiceeren waard zijn. Het joodwaterstofzuur van Kahlbaum (1,70 nach Zeisel), dat door ontleding vrij jodium bevat, kwam mij daarbij tegemoet. Na op verschillende wijzen gewerkt te hebben, bevalt mij de volgende wel het beste. Uit de samenstelling van het herapathiet blijkt, dat voor het ontstaan daarvan, chinine, H2SO,, joodwaterstofzuur en jodium noodig zijn. Als milieu, waarin ik de reactie laat plaats hebben, prefereer ik enkel water en dus niet een mengsel van water, alkohol en azijnzuur, zooals meestal aangegeven wordt. Op een dekglas brengt men een klein druppeltje water, dat men mét zooveel verdund H2SO+ (4N.) bedeelt, als aan een platinanaald blijft hangen, waarvan men de punt even tegen het oppervlak van het zuur aantipt. Na toevoegen vaneen uiterst kleine hoeveelheid vaneen chininezout en roeren, waarbij men het mengsel overeen zoo groot mogelijk oppervlak verspreidt, brengt men dit als hangenden druppel boven zeer weinig joodwaterstofzuur, dat men ineen uitgehold object-

282