te Utrecht; tot plaatsvervangend deskundige: A. H. Huibregtsen, Hoofd eener School te Utrecht; C. inde Commissie die zitting zal houden te Groningen: tot lid en voorzitter: Dr. D. va n O s, Hoogleeraar te Groningen; tot leden: Dr. J. A. J. Ton ell a en Dr. L, M. van den Ber g, Apothekers te Groningen, met bepaling, dat het lid Dr. J. A. J. Ton ell a den voorzitter bij verhindering tijdelijk zal vervangen; tot plaatsvervangende leden: K. R. Labberté, Apotheker te Groningen; R. Kars ten, Apotheker te Assen; A. Fagginger Auer, Apotheker te Groningen en H. W. Sonnega, Apotheker te Leeuwarden. Aan de Commissie toe te voegen als deskundigen: B. S. Dicker, Hoofd der St. Martinusschool en H. G. Groenhof, Hoofd der school voor lager onderwijs, beiden te Groningen. D. inde Commissie die zitting zal houden te Amsterdam: tot lid en voorzitter :P. vanderWielen, Hoogleeraar aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam; tot leden: L. A. B o u vy en P. H. de Wit, beiden apotheker te Amsterdam: tot plaatsvervangende leden: H. T. de Groot, Apotheker te Hilversum en J, Je 1 geril uis Swildens, Apotheker te Warmond, met bepaling, dat het plaatsvervangend lid J. Jelgerhuis Swil den s den voorzitter bij verhindering tijdelijk zal vervangen; aan de Commissie toe te voegen als deskundige: N. Lier, Hoofd eener bijzondere school te Amsterdam. Naar het persbureau Vaz Dias verneemt, heeft de heer C. M. P1 ey t e d’A ill y, directeur der Kon. Pharmaceutische Handelsvereeniging te Amsterdam, zijn functie per 31 December 1.1. neergelegd. (N. Rtt. Crt.) NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TER BEVORDERING DER PHARMACIE. Departementale Vergaderingen en Berichten. ROTTERDAM. Vergadering van Dinsdag 18 Januari 1927. Een matig bezochte vergadering. Na een woord van welkom van den nieuwen voorzitter H u i z i n g a en voorlezen der notulen, komen aan de orde twee brieven van het Hoofdbestuur. In antwoord op den eersten brief, inhoudende de vraag, of het Departement collectieve toezending wenscht van de beknopte arbeidstaxe, wordt besloten, eerst nauwkeurig kennis te nemen van de taxe zelf; blijkt deze te voldoen, dan zal getracht worden, deze voor het Departement bindend te verklaren en heeft het nut, van de verkorte taxe gebruik te gaan maken. Het tweede schrijven, waarin gevraagd wordt, of het Departement R’dam wettelijke regeling van Zondag- en nachtsluiting wenscht, wordt ontkennend beantwoord. In Rotterdam is men algemeen met de thans geldende regeling tevreden, zoodat men er zeker geen voordeelen in ziet, hier een wettelijke regeling voor inde plaatste vragen. Van Prof. Aldershoffte Utrecht bericht, dat hij, in aansluiting met het overleg, met den secretaris voor wetenschappelijke belangen gepleegd, bereid is, voor het Dbpartement een cursus te geven.

151