3. Verband tusschen phaenotype en alkalofde-gehalte is niet gebleken. ~ , De gegeven uitkomsten van de vergelijkende alkaloide-bepalingen mogen slechts als geldig worden beschouwd vooi het stadium der analyse: het begin van de bloeiperiode. Voortzetting van de alkaloïde-bepalingen in volgende generaties werd, in verband met het geringe praktische resultaat, niet noodzakelijk geacht. Bij voortzetting van dergelijk onderzoek zou een bepaling van de individueele variatie het eerst noodige zijn. Ten slotte mogen hier nog eenige analysen worden vermeld, die wel is waar geen direct verband hebben met het onderwerp, maar mogelijk in ander opzicht van belang kunnen zijn. A. Analyse van de bladeren bij de eerstejaars-rosetten van een tweejarigen vorm: stamgroep I, zaad verzameld door Dr. A. K eis zier aan de Oostenrijksch-Hongaarsche grens; gezaaid 27 Maart 1922; begin kieming i 2 Juni. Overzicht der analysen:

TABEL XI Stamgroep I Eerstejaars-rosetten monstername J 12 Juli 27 Juli I / o|o aq. j °'o alk. °lo aq. °lo alk. bladschijf . . 86.8 % 0.050% 86.8 o/0 [ 0.048»/ bladsteel . . 92.0 „ 0.094 „ 91.0 „ i 0.074 „

Bladschijf en bladsteel werden afzonderlijk geanalyseerd, op twee verschillende data. Uit deze analyse blijkt, dat de bladsteel tweemaal zooveel alkaloïde bevat als de bladschijf. Tusschen 12 Juli en 27 Juli is een geringe daling van het alkaloïdegehalte merkbaar. De wortels werden niet onderzocht, om planten te sparen; het onderzoekingsmateriaal is echter geheel afgestorven. B. Analysen van het zaad. Om de gegevens voor de geanalyseerde reeksen te completeeren, werden eenige bepalin-

136